J.P. DE JONGE Wat opvalt aan deze cijfers is dat de teruggang in het aantal bedrijven, ongeveer 17%, geheel ten koste gaat van de bedrijven kleiner dan 10 gemeten. De afname bedraagt hier ruim 32%, terwijl het aantal bedrijven groter and 10 gemeten zelfs met ongeveer 10 toeneemt. Het is duidelijk dat de kleine boeren de grootste problemen hadden om het hoofd boven water te houden, terwijl vooral de boeren uit de klasse 50-99 gemeten hier van profiteerden om hun bedrijf te vergroten. De groei deed zich overigens ook voor bij de middel-grote bedrijven. Dit blijkt uit de verhouding tussen het percentage land in handen van boeren met een bedrijf groter en boeren met een bedrijf kleiner dan 50 gemeten. Ondanks de afname van het aantal kleine bedrijven bleef de verhouding ongeveer 55/45. De tendens naar grotere bedrijven lijkt zich na 1800 voort te zetten. In 1836 schrijft men zelfs over een gemiddelde bedrijfsgrootte van 100 gemeten.28 Het aantal werktuigen dat men bezat was meestal vrij gering. Enkele boedelinventarissen van zowel het begin als het eind van de achttiende eeuw laten zien dat daarin gedurende die periode ook niet veel verandering kwam.29 Als regel bestond de inventaris uit: twee tot vier grote wagens en een kleine, twee a drie ploegen, enkele eggen, een zaaddorszeil, een karn en wat handgereedschap. Het zaaddorszeil werd gebruikt voor het dorsen van koolzaad. Dit gebeurde meestal op het land omdat het zaad snel uitviel als het koolzaad rijp was. 7 Paarden en rundvee Over het aantal paarden kan enig inzicht verkregen worden door een (onvolledige) telling uit 1747.30 Deze werd gehouden naar aanleiding van de Franse invasie in Brabant en Zeeuws-Vlaanderen. Aan de hand van de beschikbare gegevens kan berekend worden dat er ongeveer een volwassen paard per 33 gemeten land zou zijn geweest. Dit geeft voor het hele eiland een aantal van ongeveer 1.900 volwassen werkpaarden. Het is "moeilijk te bepalen of dit aantal juist is, maar het lijkt wat aan de lage kant gezien de oppervlakte die in dat geval per paard bewerkt moest worden. Hier komen dan in ieder geval nog de veulens en jonge paarden bij. C.Baars heeft voor de Beijerlanden geconstateerd dat het aantal veulens ongeveer 5 procent van het aantal volwassen paarden 3 jaar) bedroeg, in het laatste kwart van de 18e eeuw. Het percentage jonge paarden lag op 10. Het lijkt verantwoord om deze, vrij lage. percentages ook voor Zuid-Beveland aan te houden omdat hier geen paarden werden gefokt, behalve voor eigen gebruik.31 Daarvan uitgaande komt het totaal aantal paarden dan op tenminste 2.200. (Een paard per 27 gemeten. Een telling uit 1799 laat een aanzienlijk hoger aantal paarden berekenen.32 Het gemiddelde komt nu op ongeveer een volwassen paard per 21 a 22 gemeten. Dit geeft een totaal van ongeveer 2.800 paarden ouder en 420 jonger dan 3 jaar, samen 3.220. (Een paard per 19 gemeten.) Deze stijging komt ook tot uitdrukking in het aantal paarden per bedrijf. Voor zover er gegevens over zijn blijkt dat in 1799 veel bedrijven 4 of 6 paarden hadden, tegen 2 of 4 in 1747. Het gemiddelde van 21,5 paard per gemet komt vrijwel overeen met de gegevens in het Verslag van den landbouw in Nederland uit 1875 voor heel Zeeland.33 Op ongeveer 145.000 ha. landbouwgrond waren er toen ruim 16.000 werkpaarden (een paard per 22,5 gemet). Wel is het zo dat in die tijd het percentage jonge paarden op ongeveer 25 lag. Omdat niet na te gaan is of dit cijfer ook voor het eind van de achttiende eeuw geldt is bij de berekeningen die daar betrekking op hebben toch het percentage van Baars gebruikt. De oudste betrouwbare rundveetelling voor heel Zuid-Beveland dateert van 1 mei 1795.34 Het aantal melkkoeien bedroeg toen 4906, het aantal niet- melkgevende koeien 538 en er waren ongeveer 1500 andere runderen ouder dan een jaar. (De lijst geeft hiervoor een aantal van 1400 maar er waren een 100-tal kalveren bij inbegrepen, terwijl anderzijds ook niet alle jaarlingen geteld waren.)In totaal ongeveer 6950 stuks vee. Dit aantal wijkt weinig af van hetgeen berekend kan worden aan de hand van het gemiddelde voor Zeeland, gebaseerd op een telling uit 1807, zoals weergegeven door J. L. van Zanden.35 Het aantal kalveren 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1996 | | pagina 54