ONTWIKKELINGEN IN DE LANDBOUW TIJDENS EEN DEPRESSIE
Tabel .1 Boomgaarden 1615-1780, (in gemeten20
>24jr. 24> 12 j r. 12 jr.
1615 703 3 608
1655* 728 87 406
1705 428 1
1750 120
1780 96
Gedeeltelijk 1651
Deze cijfers, ontleend aan de kohieren van de honderdste penning (belasting die o, a. over
boomgaarden betaald moest worden) vertonen een zeer opmerkelijke afname van de oppervlakte
boomgaard. Het ontbreken van gegevens over de boomgaard jonger dan 12 jaar is niet zo vreemd
omdat daar geen belasting over geheven werd. Dat ligt echter anders ten aanzien van de oudere
bomen. Het is nauwelijks aan te nemen dat de cijfers voor 1750 en 1780 juist zijn. Bijvoorbeeld voor
Kapelle en Biezelinge samen geven de kohieren een oppervlakte van ruim 21 gemeten in 1750. In
de Tegenwoordige Staat van Zeeland lezen we echter "t Dorp Kapelle, leggende zeer
vermaakelijk in zijne menigvuldige Boomgaarden. Hoven en Plantagien, en 'Het Slot Brueelis,
omvangen met een menigte van Boomgaarden'.21
Onderzijde van een Zeeuwse voetploeg
Dit lijkt niet erg met elkaar in overeenstemming. Daar komt bij dat de meeste boomgaarden zeer
klein waren, veelal niet groter dan een half tot een heel gemet. Waarschijnlijk was er bij de meeste
boerderijen wel een boomgaardje te vinden. Het is onaannemelijk dat die nu plotseling allemaal
gerooid werden. De verklaring voor het 'verdwijnen' van de boomgaarden moet mogelijk gezocht
worden in een andere manier van tellen, hoewel hier geen aanwijzingen voor zijn. Een andere, meer
waarschijnlijke verklaring, is dat men minder boomgaard opgaf dan er in werkelijkheid was, om zo
49