J.P. DE JONGE
Dit proces van toe- en afname had tot gevolg dat rond 1750 de oppervlakte ongeveer 60.205
schotbare gemeten bedroeg. 16 'Schotbaar' wil zeggen dat er over dit land heffingen aan het
waterschap betaald moesten worden 'het geschot'. Daarnaast waren er ook gebieden waar geen
heffingen over betaald werden zodat de werkelijke oppervlakte groter was. Voor 1530 gebruikt C.
Dekker een omrekeningsfactor van 1.15 om de schotbare oppervlakte te corrigeren voor o.a. wegen,
sloten en moeras. 17 Nog in 1833 is dit getal bruikbaar voor heel Zeeland, zoals blijkt uit de metingen
die in dat jaar gedaan zijn bij de invoering van het kadaster. 18 Toegepast op Zuid-Beveland zou het
eiland rond 1750 ongeveer 70.000 gemeten groot zijn geweest.
4 Inpolderingen en de depressie
Het lijkt aannemelijk dat de negatieve economische ontwikkelingen tussen 1650 en 1750 invloed
hebben uitgeoefend op de (her-)bedijkingsactiviteit op Zuid-Beveland. zoals dat ook elders het geval
was. Tabel 2 geeft een beeld van de ontwikkelingen op dit gebied tussen 1600 en 1800 per periode
van 50 jaar.
Tabel 2 Bedijkingen 1600-1800
NaarrM.H.Wilderom, Tussen afsluitdammen en deltadijken III, blz. 76.
Deze cijfers laten er weinig twijfel over bestaan dat de depressie in dit opzicht ook op Zuid-Beveland
grote gevolgen had. Dit wordt nog benadrukt door het feit dat van de bedijkingen tussen 1700 en
1749 niet minder dan 295 ha. plaatsvond in het jaar 1700. De bedijkte oppervlakte tussen 1701 en
1753 bedroeg slechts 83 ha., een schril contrast met de activiteit die in de zeventiende eeuw werd
ontplooid.
5 Het grondgebruik
Zoals hierboven gesteld bedroeg de schotbare oppervlakte rond 1750 ongeveer 60.200 gemeten.
(Tenzij anders vermeld vormt dit hierna steeds het uitgangspunt.) De verdeling tussen weiland en
bouwland kan berekend worden met behulp van een telling van de oppervlakte weiland in de dorpen
van het eiland uit 1720.19 Hoewel gegevens over enkele dorpen niet vermeld zijn is het toch
mogelijk om tot een betrouwbare schatting te komen. De ontbrekende dorpen beslaan een
oppervlakte van ongeveer 7.500 gemeten. Omdat ze overwegend gelegen zijn in gebieden waar
bouwland overheerste is de verhouding gesteld op 30/70, dus ongeveer 2.500 gemeten weiland. Dit
opgeteld bij de 16.966 gemeten weergegeven in de telling maakt een totale oppervlakte weiland van
bijna 19.500.
Naast bouw- en weiland waren er ook boomgaarden op Zuid-Beveland. In tabel 3 is het ontwikkeling
van het areaal daarvan weergegeven.
Tijdvak
1600-1649
1650-1699
1700-1749
1750-1799
Oppervlakte in ha.
3601
1920
378
1483
48