EEN ONAANGEKONDIGD BEZOEK gebruikte, en zij alzoo door langheid van tijd zich die volkomen eigen maakten en naschreven'. Cijferaars zijn er niet. Volgens Schoe waren er in december en januari vijf geweest. Op de vraag van De Kanter op welke wijze hij de op het bord getekende cuben gebruikt, blijft de onderwijzer het antwoord schuldig. Hij had het bord meer uit liefhebberij vervaardigd. Tijdens het niet malse evaluatiegesprek lucht Schoe zijn hart over de moeilijke situatie waarin hij verkeert. Nadat hij heeft geweigerd de kinderen van de dorpsnotabelen gratis Franse les te geven, ondervindt hij van het gemeentebestuur alleen maar tegenwerking. Zo wordt er niets gedaan om hem een behoorlijk huis te bezorgen. In arren moede heeft hij zijn vrouw en kinderen naar Middelburg gestuurd, waardoor hij hier nu alleen zit, vol wrok. De schoolopziener probeert hem te kalmeren. Wie een afhankelijk bestaan leidt zal zich wel eens iets moeten laten welgevallen, zegt hij. En hij voegt eraan toe dat alles na verloop van tijd misschien weer goed zal komen. Voordat hij vertrekt spreekt hij zijn bevreemding uit over het ontbreken van een ondermeester. Het is toch onmogelijk om zo'n grote school alleen waar te nemen? Schoe antwoordt dat hij eerst een goed huis moet hebben. Als er genoeg leerlingen zijn en zijn inkomsten dat toelaten, zal hij werk van een ondermeester maken. Omdat de man die het plaatselijk toevoorzicht behartigt, die dag naar Middelburg is, steekt De Kanter zijn licht op bij een paar hem bekende notabelen. Wat hebben die over de school en de schoolmeester te vertellen? Uit de aard der zaak wijkt hun visie af van die van Schoe. De Kanter weet daarna niet meer wat hij wel en wat hij niet moet geloven. Kamperland Het is intussen te laat geworden om de tot de gemeente Wissenkerke behorende 'bijschool' in Kamperland nog te kunnen bezoeken. De berichten van de predikant zijn summier: de vijfenzestigjarige onderwijzer Huibregt Stoutjesdijk, die niet verder is gekomen dan de vierde rang, zou veel leerlingen hebben en het gehele jaar door schoolhouden. De man leidt een armoedig bestaan, want noch van het rijk, noch van de gemeente - de eigenaresse van het schoollokaal - ontvangt hij een tractement. De schoolgelden vormen zijn enige bron inkomsten. Kats De volgende dag brengt De Kanter een bezoek aan Kats, waar hij wordt ontvangen door de vrouw van de meester. Ze ligt in het kraambed en vertelt dat haar man, Pieter Kooiman, 's morgens naar Kamperland is vertrokken. De school is sinds drie weken gesloten. Het schoolvertrek grenst namelijk aan haar bedstede en zij was en is nog steeds te zwak om het lawaai van de kinderen te kunnen verdragen. Een paar dorpelingen hebben de schoolopziener verteld, dat de school pas in december was begonnen. De kraamvrouw spreekt dit tegen. 'Uit hoofde dat het wel te voorzien was dat dezelve eenigen tijd, uit hoofde van haar kraambed, zou moeten stilstaan', zou Kooiman al in november vertrokken zijn. Met 'sapienti sat' - vrij vertaald: een goed verstaander heeft aan een half woord genoeg - besluit de schoolopziener zijn verhaal. Colijnsplaat Langs een 'verfoeilijk slechten weg' gaat hij daarna naar Colijnsplaat, waar hij een verwilderde boel aantreft. De jongens springen op en over de banken. De vijftigjarige meester Tobias Meyaard, 'wien de jeneverwalnq steeds ten monde uitkwam', vertelt dat hij de afgelopen maanden 120 leerlingen heeft gehad, maar dat dit aantal tot zeventig is geslonken en dat het elke dag minder wordt. De Kanter ziet al gauw dat van verbeterd onderwijs geen sprake is. Uit de slechte rangschikking van de leerlingen en het ontbreken van een schoolbord concludeert hij dat Meyaard geen klassikaal onderwijs geeft. Net als op de school in Kortgene treft hij een ratjetoe van boekjes aan, waarvan vele 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1996 | | pagina 39