EEN ONAANGEKONDIGD BEZOEK Van Deinse doet wat hij kan, maar als hij ouder wordt en met zijn gezondheid gaat tobben, verbiedt de dokter hem deze zware reis. Hij zou het nog eens van Goes uit willen proberen, maar collega J. de Kanter van het derde district raadt hem dat ten sterkste af: als hij eenmaal de oversteek heeft gemaakt zal hij zich op het eiland niet anders dan met een boerenkar van het ene dorp naar het andere kunnen laten vervoeren. De veel jongere De Kanter biedt Van Deinse aan om in zijn plaats de Noord- bevelandse scholen, die zo'n lange tijd zijn verwaarloosd, te inspecteren. Het uitgebreide verslag dat hij van zijn bezoeken - op 23 en 24 februari 1824 - maakt, is bewaard gebleven (RAZ: toezicht lager onderwijs, nr. 94.19). Het geeft ons een beeld van het lager onderwijs op Noord-Beveland in die tijd. Kortgene De schoolopziener begint in Kortgene, waar Cornelis de Vos sinds 1799 de schoolmeester is. Terwijl de wet bepaalt dat alleen onderwijzers die een 'rang' hebben behaald, voor de klas mogen staan, is aan degenen die vóór het begin van de wetgeving al schoolhielden, het verplichte bewijs van algemene toelating zonder meer uitgereikt. Onder hen waren het vooral de jongeren die daarna gingen studeren, maar er waren ook schoolmeesters die zich die moeite niet getroostten. Zo iemand was De Vos. In 1824 is hij nog steeds 'onkundig', dus zonder rang. Zijn jaarwedde bedraagt ƒ100,- Daarbij komen de schoolgelden, die hem maximaal ƒ150,— opbrengen. Dat betekent geen vetpot en het is dus te begrijpen dat de meester er nevenverdiensten op nahoudt. Dat is niets bijzonders: de meeste dorpsonderwijzers zijn tevens koster en voorzanger, wat niet 'schadelijk' is voor het geven van onderwijs. Omdat dit wel het geval is met het innen van de belastingen, is het de onderwijzers sinds 1816 verboden 'gaarder' te zijn. Maar wie moet de belastingen innen als de schoolmeester, die kan lezen, schrijven en rekenen, dat niet doet? In verschillende plattelandsgemeenten wordt een oplossing gevonden door de onderwijzer als 'sub-ontvanger' of 'klerk' aan te stellen, wat volgens één van de betrokkenen niet meer is dan 'briefjes afgeven'. De ontvanger zorgt voor de maandstaten. Onder voorwaarde dat het werk buiten schooltijd wordt verricht, geven de schoolopzieners hun toestemming. Als De Kanter de school van Kortgene binnenstapt, wordt hij direct met de niet geoorloofde realiteit geconfronteerd: 'de Meester was niet in zijne School, maar in zijn vertrek of liever Kantoor van Belastingen daar regt over'. De schoolopziener laat hem roepen en even later staat De Vos - zichtbaar verlegen - voor hem. De inspectie kan beginnen. Veel reden tot tevredenheid is er niet. Van onderwijsvernieuwing is geen sprake. Als van ouds worden de kinderen één voor één bij de katheder geroepen. Een schoolbord is er niet. Onder de gebezigde spel- en leesboekjes zijn er verscheidene die niet op de boekenlijst voorkomen en die dus verboden zijn. De vorderingen van de leerlingen zijn zeer gering. De schoolopziener ontdekt maar één kind dat 'behagelijk' - op toon - leest. Geen enkele leerling kan navertellen wat hij heeft opgedreund. De Kanter: 'Alle uitlokkende vragen daartoe waren tevergeefsch'. Er zijn twee jongens die rekenen, waarbij ze het verboden cijferboek van Bartjens gebruiken. De schoolopziener constateert dat ze geheel werktuiglijk rekenen en geen enkel getalbegrip hebben. Het bekendemaar verboden rekenboek van Bartjens, dat in 1824 nog gebruikt werd op de school van Kortgene B ï>Trt ICillctn 25arttftv-5; Amiierd ajnm«rr mteft oiU éér Cl" f H Jf R- K M 2? T Se* r nu te! lUrslirJydt *JLe LuficHtr*n irr Je/ii itrrtitrt. 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1996 | | pagina 37