VAGEBONDEN VAN DE ZELFKANT VAGEBONDEN VAN DE ZELFKANT. door L.J. Moerland en W.P. den Toom Ketterij wordt goed bestraft Op 24 maart 1561 is het een drukte van belang voor het stadhuis van Goes. Daar staan namelijk Querijn Jacobszoon en Frans Schalie, die beschuldigd zijn van ketterij. Zij hebben toegegeven dat ze de ketterse religie aanhangen. Baljuw en schepenen hebben de veroordeling al uitgesproken en die straf wil wel wat zeggen. Allereerst moeten ze in het bijzijn van de inquisiteur hun dwalingen op het stadhuis herroepen. Deze functionaris zal hen precies voorschrijven wat ze moeten zeggen. Daarna moeten ze vanuit het stadhuis, gekleed in een linnen gewaad naar de kerk gaan. Blootshoofds moeten Querijn en Frans, met een wassen kaars van een half pond in de hand, voor de processie, die gehouden zal worden, uitlopen. In de kerk aangekomen, moeten ze de kaars bij het altaar van het heilig sacrament zetten. Dat is echter nog niet alles. In het koor van de kerk moeten ze op hun knieën luisteren naar de hoogmis. De zondag daarop moeten ze te biecht gaan. De dag na dat ze meegelopen hebben in de processie, moeten ze zich weer melden op het stadhuis en daar God en de heren van het gerecht om vergiffenis bidden. En als laatste moeten ze dan nogmaals naar de kerk om het Heilig Sacrament en het Onze Lieve Vrouwegilde van Goes ieder een paar wassen toortsen te geven, die per paar zes pond kosten. Nadat ze dit allemaal gedaan hebben, worden ze weer geaccepteerd als goede katholieken. (Raze 1571, fol. 162r) Twee jaar lang op rooftocht Op 17 januari 1562 staat Wouter Lambregtsen alias Druys, afkomstig uit Mellaert, voor zijn rechters te Goes. Wat hij deze heren bekent, is zeker niet mis. Twee jaar lang heeft hij een rooftocht, voornamelijk in België, ondernomen. Het begint met het stelen van een trompet, samen met een niet nader genoemde jongen, in Brussel. Vervolgens vertrekt hij naar Antwerpen alwaar hij een beurs met een halve daalder daarin steelt. Dit is echter nog niet genoeg. Wouter reist naar Mechelen en breekt met behulp van twee companen in bij een schoenmakerij. Daar bedraagt de buit schoenen en een koningsdaalder. Nadat de heren van dit geld een feestje gebouwd hebben, trekken ze naar de Hanswijckplaats aldaar en breken in bij een kruidenierswinkel. Kruiden, noten, zoetwaren en suiker vormen de buit, die ze willen verkopen. Als "loon" krijgt Wouter een glas suiker en hij weet dit voor tien stuvers aan een Mechelse vrouw te verkopen. In Mechelen valt er niets meer te halen. Wouter besluit daarom maar weer naar Antwerpen te gaan. Hij komt aan op de eiermarkt, net tijdens de Antwerpse ommegang. Daar presteert hij het om een beurs van iemand te stelen. Hierin bevinden zich ruim drie gulden, die hij met twee andere lotgenoten verdeelt. In de Onze Lieve Vrouwe kerk te Antwerpen vindt de volgende diefstal plaats. Hij steelt daar een Spaanse Kap, die hij verkoopt aan "Scheel Meesens in de Blijden Houck." Veel levert de kap blijkbaar niet op, want al gauw neemt hij een mantel weg, die hij weer verkoopt voor tien stuivers. De grond wordt dan in Antwerpen te heet onder zijn voeten en Wouter besluit om nu zijn geluk maar eens in Goes te proberen. Tijdens de Goese markt in augustus bevindt hij zich in het Huis "De bonte Koe" op de Beestenmarkt en daar steelt hij een vrouwenbeurs met zeven stuivers. Aan zijn roverijen komt nu echter een eind. Wanneer hij op de Markt in Goes een kap 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1995 | | pagina 7