J. WALRAVE
Op 24 april 1764 wordt het reglement weer gewijzigd (zie bijlage IV). De wijziging heeft
betrekking op de voorschriften aangaande het ter begrafenis gaan van een van de overleden
gildebroeders of -zusters. De praktijk had namelijk aangetoond, dat de gildebroeders nog al eens
verzuimden een begrafenis bij te wonen. Wellicht dat de boete van twee schellingen geen
voldoende reden was om aan deze verplichting te voldoen. Daarom werd dit bedrag verhoogd tot
vijf schellingen. Als wettige reden van verhindering gold weer ziekte of buiten de woonplaats zijn.
Of er een speciale band met Heinkenszand was, is niet bekend, maar wel werd het nodig geacht, dat
alle leden mee gingen naar deze plaats om vogel te schieten. Het werd als een verplichting
opgenomen en men moest wel een geldige reden hebben om niet tot betaling van een boete van vijf
schellingen te worden aangemaand.
Diverse jaren gaan voorbij zonder reglementswijziging. Alleen in 1803 komen wij de volgende
notitie tegen, gesteld door de boekhouder Jan Paulusse, die de Nederlandse taal kennelijk niet tot in
de puntjes beheerste. Letterlijk staat er: "En op het houden van het gilde feest is een ijgen ligt
Roomsgezijnde verplicht dienst te hooren Eer hij op het feest Mag veschijnen op de Boete van vijf
Schellingen ten voordeele van het Zelfde Gilde, en Niemand van Mansperzoonen en zal op het
feest Moogen komen of hij Moet den Baart Geschooren Zijn op de Boete van een Schelling."
De Rooms-Katholieke leden, zo lees ik er uit, waren gehouden ter kerke te gaan alvorens zij naar
het feest kwamen.
Voorts werden op het feest glad geschoren mannen verwacht. Letterlijk genomen zal de
aanwezigheid van een snor geen boete hebben teweeggebracht.
Uit hei vorenstaande mag niet worden geconcludeerd, dat alleen belijders van de Rooms-
Katholieke geloofsleer lid mochten zijn. In dat jaar staan negen leden te boek. De landlieden Jan
van Gog, Matthijs Mol en M. van Arenthals, alsmede de kuiper Adriaan Nagelkerke en de
timmermansknecht Marinus Nagelkerke waren blijkens het bevolkingsregister aanhangers van de
Gereformeerde kerk. Van Jan Paulusse is het niet bekend. De namen Cornelis Boonman en Jan
Raas doen geen twijfel bestaan over de vraag welke geloofsovertuiging zij hadden en ook Jan
Verschraage behoorde daartoe.
Verdere wijzigingen van het reglement van 1672 heb ik niet gevonden: wel de aantekening, dat op
5 augustus 1848 een door het bestuur aan de orde gesteld nieuw reglement door alle leden wordt
aangenomen (zie bijlage VII). Opmerkelijk is het gedeelte van de notulen van de vergadering van 7
april 1849, luidende: "Het in de vergadering van 5 augustus 1848 voorgestelde reglement door allen
finaal goedgekeurd en ondertekend." Kennelijk had de definitieve vaststelling in 1848 dan toch niet
plaats gevonden.
Wel werd dit reglement op 13 september 1854 veranderd. Bestond op het niet aannemen van een
benoeming tot bestuurslid een boete, nu werd besloten deze niet te heffen, wanneer een herkiezing
niet aanvaard werd. Ook was degene, die een benoeming in een bepaalde functie niet aanvaardde
en daarvoor boete betaalde en die in die zelfde vergadering tot een andere bestuursfunctie werd
gekozen, die hij ook weigerde, voor die tweede weigering niets meer verschuldigd was. Voorts zou
voortaan het Koningschieten in de maand juni of juli gehouden worden. Elk lid, dat daarop niet
aanwezig was, zal een boete van 1dienen te voldoen.
Het entreegeld voor nieuwe leden werd per 5 november 1857 verhoogd van 1,— tot 2,50, terwijl
per 29 april 1858 de contributie op 1,— per jaar werd gesteld.
Op 10 januari 1876 werd een nieuw reglement vastgesteld, nadat enkele wijzigingen waren
aangebracht. In bijlage XI is dit reglement opgenomen met dien verstande, dat een aantal op
diverse data genomen besluiten tot aanvulling en/of wijziging daarin zijn verwerkt. Omdat ineens 4
leden toetraden en een dergelijk grote toename bij herhaling niet wenselijk werd geacht, werd eerst
voorgesteld het entreegeld op 25,— te stellen. Dit vond geen weerklank bij de leden en er werd
72