J. WALRAVE verkiezing gebruikt worden als wei- of bouwland, bos of plantsoen, etc. Toen er dan ook enige opleving kwam bij het gilde, was het Doelhof niet voor gebruik beschikbaar. Daarom werd - wellicht als resultaat van de daarvoor ingestelde commissie - van de herbergier R de Broekert de boomgaard, groot 0.58.66 ha. en liggende ten westen van het zuidelijk deel van de Bosseweide, direct achter de huizen, gehuurd voor 4,~ per jaar. Die huur werd pas in 1857 beëindigd. Vermoedelijk is men toen weer naar het Doelhof terug gegaan. Op 16 juni 1849 wordt ter vergadering besloten een nieuwe vogelsteng op te richten. De kasmiddelen van het gilde waren daarvoor niet toereikend, zodat besloten werd aan de leden een inschrijvingslijst te presenteren. In 1850 werd als opbrengst van deze actie 42,50 verantwoord. Dit bedrag was iets te laag om de kosten aan J. Mol, voor ijzer en de vogelsteng ad 7,40 en aan J. Heilman, voor timmerwerk ad 35,68 te dekken. Reglementen. Er is in de loop der tijd wel beweerd, dat het gilde al in de vijftiende eeuw is opgericht. Uitgesloten is dit uiteraard niet, temeer daar de polder 's-Gravenpolder reeds in het begin van de veertiende eeuw door indijking is ontstaan. In ieder geval is met zekerheid te stellen, dat in 1672 het gilde aanwezig was, want de "Ordonnantie of willekuere vant antbogengilde van 's Gravenpolder", gemaakt met toestemming van de ambachtsheren van 's-Gravenpolder, is nog aanwezig. Zij is voorin het boek overgeschreven door Frederick van de Velde, die voor die moeite op 18 augustus 1672 een bedrag van 0-10-0 ontving. Of het voor hetzelfde boek geweest is, is niet na te gaan, maar wel is als uitgaaf geboekt "noch betalt op den 4 jan. 1673 aen Mars Smitegeit van een gildeschrijffboeck 0-7-4." Als bijlage I is deze ordonnantie bijgevoegd. Aan het slot daarvan blijkt, dat het gilde niet alleen tot doel had het beoefenen van de boogschutterij, maar dat het ook diende "tot borgelick conversatie" en tot vermeerdering van de onderlinge vriendschap van de ingezetenen van het dorp. Als middel daarvoor diende ook het jaarlijks te houden feest, waarvoor de ambachtsheren aan de molenaar hadden opgedragen "als van outs" jaarlijks een zak tarwe te leveren. De molenaar en ook diens vrouw, ook al was de molenaar geen lid van het gilde, mochten dan gratis deelnemen aan het feest. De woorden "als van outs" duiden er op, dat reeds een dergelijk voorrecht aan het gilde was verleend en het daarvóór dus bestond. Dit zou dan weer inhouden, dat ook het gilde daarvóór bestaan heeft. Het veertien artikel tellende reglement geeft een aardig inzicht in de gang van zaken bij het gilde. Uit het eerste artikel blijkt al direct, dat het bestuur bestond uit een koning, een hoofdman en twee dekens. De koning werd niet gekozen, maar was degene, die op de jaarschieting de vogel van de stenge had afgeschoten. De hoofdman en de dekens werden benoemd met toestemming van de ambachtsheren. Wanneer dit bestuur met de leden van plan waren het jaarlijkse gildefeest te vieren, was ook daarvoor hun toestemming nodig, evenals voor het toelaten van nieuwe leden. Voor de benoeming van de bestuursleden dienden de gildebroeders voor elke funktie een aanbeveling met twee namen aan de heren voor te leggen. Dit behoorde te gebeuren op de eerste dinsdag na het jaarlijkse feest, waarvoor echter in het reglement geen bepaalde dag was voorgeschreven. Werd een gildelid tot hoofdman of deken gekozen, dan was deze verplicht deze functie te aanvaarden. Zo dikwijls als een gekozene weigerde, was hij een boete van tien schellingen verschuldigd. De dekens waren de aangewezen personen om de financiën te beheersen. Ongetwijfeld zal slechts één van hen de administratie en de financiën beheerd hebben, hetgeen overigens ook uit de rekeningen blijkt. Dit is tevens op te maken uit het voorschrift "sijn deel 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1995 | | pagina 68