J. BOOGAARD 10. Korenmolen "De Koornbloem" De laatste en nu nog bestaande molen is de windmolen "De Koornbloem." Deze molen staat boven aan de Paardeweg. De plaats, de stadswal ten noorden van de 's-Heer Hendrikskinderenpoort, is al heel lang een molenerf. Op de kaarten van Zacharias Roman (1650) en Kornelis van der Weel (1744) komt de molen voor. Op de kaart van Van der Weel is sprake van een oliemolen op die plaats.(41) Januari van dat jaar vraagt Pieter Remijn. eigenaar van "De vijf Gebroeders", de raad om toestemming om op "de moolberg benoorden de 's-Heer Hendrikskinderenpoort een nieuwe "stene windkorenmole" te mogen stichten. Op 7 februari 1801 komt het gunstig advies af, onder de volgende voorwaarden: - de nieuwe stenen korenmolen wordt gebouwd volgens het plan van de stadsdirecteuren. - het pachtcontract zal gelijk zijn aan het oude contract dat op de molenberg, waar "weleer eene olymolen" stond, rustte.(42) In 1817 volgt Adriaan Remijn zijn vader op als molenaar. Als Adriaan Remijn komt te overlijden vindt een boedelscheiding plaats. De weduwe van Adriaan hertrouwt met Francois Jan van Schaverbeeke, waarschijnlijk de molenaarsknecht. Deze wordt in 1830 eigenaar. Op 5 juni 1839 verkoopt Van Schaverbeeke de molen via notaris Leonard de Fouw.(43) De nieuwe eigenaar heet Pieter van Wasbeke, die een bedrag van ƒ15.900.-. moet neertellen. Molen De Koornbloem in mei 1994. (Foto: GA-Goes, A. de Jong, 1994) De volgende eigenaar is Jan Olbertijn. Hij koopt de molen in 1852. De Goesche Courant van 24 oktober 1859 bevat een advertentie, waarin Jan Adriaanse zich presenteert als de nieuwe eigenaar.(44) In 1885 koopt de Rillandse molenaarsknecht Leendert de Jonge Fzn. de molen van Maatje Meerman, de weduwe van de inmiddels overleden Jan Adriaanse. Deze Leendert de Jonge pacht van de stad Goes de grond aan beide zijden van de Paardeweg tot aan het voormalige Ganzenest, waardoor de hele noordwestelijke stadswal als tuin- en weidegrond kan worden gebruikt. 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1995 | | pagina 58