REDERIJKERSKAMER "DE FIOLIEREN"
huijbregt Jansse baeij II
Jan Jansse baeij I
Comelisse Lambrechtsen II"
Ook de in 1630 genoteerde boete van Antonij Woutersen "van qualijck spreken" geeft 4 streepjes
aan. Het is niet uitgesloten, dat deze persoon 4 keer werd betrapt op het spreken van onwellevende
taal, hetgeen hem dan telkens op 5 schellingen is komen te staan.
Op het eind van het oudste compartitieboek komen de volgende gegevens voor:
"1631 Marijnisse Adrijaensen raven is een boete schuldigh omdat hij nijet gecompareert en
heeft op den earner voor dije clocke twee dije summa van -1 sch. op den XVe meije.-
Als noch Jan Comelissen als boven verhaelt het selfde -1 sch.
Marijnijs Eeversen heeft verbuert de boete van een schellijnck op dat hij nijet gecompareert
en heeft voor de clocke twee op den earner op den XXXI augustij 1631.
Als noch marijnus Adrijaensen raven mede op de selfde tijt als daer voor het staet t self den
van een schelijnck om dat hij nijet gecompareert en heeft.
Marijnis everse heft verbuert een boete van eenen schellijnck om dat hij nijet gecompar. en
heeft vooer de clocke twe op den XIX October 1631."
Er komen echter ook vrij lange perioden voor, waarin dergelijke aantekeningen over verschuldigde
boetes niet worden aangetroffen. Dat in die tijdvakken de reglementen niet werden overtreden, is
nauwelijks aan te nemen. Ook zullen er wel boetes betaald zijn, maar misschien werden die ineens
verrekend of op andere wijze en plaats vastgelegd.
Wel komen wij na de lijst van de aanwezige leden op de kamer, gehouden op 10 april 1798, het
volgende overzicht tegen:
"den scould vaan den kerkgang
Jan de Meij 1 keer
Jan van Goethem 1 keer
fliep Voet 1 keer
Jan Ver duien 2 keer
Jop Westdorp 1 keer
Sies knopkens 1 keer."
Zoals hiervoor reeds vermeld, werd ter nagedachtenis aan een overleden gildebroeder een mis
opgedragen op kosten van alle gildebroeders. Voor welke overleden leden de mis in 1798 werd
opgedragen, is niet opgetekend, doch ongetwijfeld zullen genoemde leden hun aandeel in de
daaraan verbonden kosten nog schuldig zijn geweest. Hoe groot het aandeel was werd daarbij niet
vermeld. Wel werd achter de namen een plusteken gezet, uitgezonderd bij De Meij, welk
ontbrekend teken vermoedelijk aangaf, dat deze nog niet betaald had. Op meerdere plaatsen werd
deze aanduiding aangetroffen, terwijl bij die namen, waarachter dit teken niet stond, soms wel werd
vermeld, dat nog niet betaald was.
Ook hier blijkt weer hoe met de schrijfwijze van de namen gestoeid werd. De hiervoor genoemde
personen Fliep Voet en Sies Knopkens worden elders in afwijking van het zojuist vermelde
overzicht resp. als Comelis Voet in zijn funktie van 3e deken en als Sis Knap aangeduid.
Als laatste bijzonderheden, die de compartitieboeken opleverden kunnen nog vermeld worden de
diverse gedichtjes, die daarin in de loop der jaren zijn opgetekend. Ze zijn niet altijd even correct
en elke versregel werd soms niet bij het juiste woord beëindigd. Toch behelzen ze wel een aantal
waarheden.
57