J. WALRAVE
Van mijn onderteijkend,
Comelis van Eeckeren,
molenaar Schravenpolder
Pieter Janse Rijk
Comelis Raas
Wij gijldebroeders van sgravenpolder bekennen geacordert met Adrijan Comelijse van de Plasse,
molenaer te Sgravenpolder voor vijer guldens 0-13-3 jaarlijks. 1763.
Ik ondergeschreven bekenne dit dat ik de somme van 0-13-4 alle jaare geven sal aan dit gilde
sooals ik moolenaar ben alhier,
tot Sgravenpolder 1763
Adriaan Comelis van der Plas"
Op de laatste bladzijde van het afschrift van het reglement uit 1792 staat opgetekend:
"Ik Bij kenne Verakkordeert te zijn van het Meel voor seeventien schellingen en agt Groote
vlaams soolang in Moolenaar Ben alle Jaar.
Jan Raas"
Wanneer we voor de financiële verantwoording de compartitieboeken naslaan, dan treffen we die in
zeventiende eeuw niet aan. Vanaf 1710 t/m 1735 bijna elk jaar wel. Dit geldt ook voor de perioden
1765 t/m 1785 en 1790 t/m 1797, hoewel de hiaten daarin wat groter zijn. In feite zijn het alleen
maar overzichten van gedane uitgaven ter gelegenheid van een bijeenkomst, waarin werd
gedronken en veelal gegeten, alsmede vermoedelijk de opvoering van toneelstukken plaats vond. In
het algemeen werden ook de bestuursleden gekozen en werd een loting gehouden voor de indeling
van de colven. Vooral in het begin van de achttiende eeuw waren de verantwoordingen het
uitvoerigst. Uit de verantwoordingen blijkt van welke aard de diverse uitgaven waren en bij enkele
is tevens aangegeven welke leden hun aandeel hebben betaald. Opmerkelijk is bijvoorbeeld in het
ledenoverzicht van 1711, dat enkele malen dezelfde geslachtsnamen voorkomen, waaruit kan
worden aangenomen, dat een aantal families goed in de rederijkerskamer was vertegenwoordigd.
Naast deze overzichten van uitgaven komen ook nog een aantal losse aantekeningen voor. Als
zodanige hebben wij aangetroffen:
"uijt de kasse betaelt de belle met het slot en 2 vel pampier 0-4-9 in t jaer 1736 en doen
verteert 0-19- 0".
Ook zien wij de reeds eerder vermelde schout Jan Ferdinandus als herbergier te voorschijn komen
in de verklaring:
"Voldaen aan jan ferdijnandus van de kamers over den jare 1736 op den 7 December des
selven jaers".
De kamerhuur werd toen betaald zonder echter een bedrag te noemen. Eventuele andere uitgaven,
die in dat jaar zouden zijn gedaan, werden niet opgetekend in het boek.
Op 21 december 1793 werd er kamer gehouden, doch een rekening van uitgaven en de omslag over
de leden komt daarbij niet voor. Volstaan werd met de simpele aantekening "te kort gebleven 0-
8-3". Of dit in volgende jaren werd verrekend en zo ja, op welke wijze dit gebeurde, wordt dan
echter weer niet meer aangetroffen.
Men was kennelijk toch al gemakkelijk in de financiële administratie. Losstaande bedragen of de
aantekening "en toen verteert" en dergelijke worden op verschillende plaatsen gevonden, maar hoe
die verrekend werden, werd niet aangegeven.
Vermoedelijk ook in 1736 werd genoteerd: "Andries heeft ontvangen voor den Brouwer De somme
52