HET LIGCHAAM STAAT REGTOP (1)
Pestalozzi, in: J. Kugel, Inleiding in de geschiedenis van
de gymnastiek.
Een tweede prijsvraag gaat over de "Gezondheidsleer voor het volk" (1828). Ook de winnaar van
deze prijsvraag, de arts Pennink uit Twello, wijst op het belang van lichaamsbeoefening voor de
jeugd.
Een derde prijsvraag, uitgeschreven in 1840, mislukt. Op het onderwerp "Kunstmatige ligchaams-
oefeningen" komt geen respons. Toch is dit het moment waarop er iets gebeurt in de praktische
uitvoering.
In 1843 wordt de prijsvraag namelijk ingetrokken als blijkt dat er van de Groningse onderwijzer
Roelof Gerrit Rijkens (1795-1855) een methode is verschenen met als titel "Practische handleiding
voor kunstmatige ligchaamsoefening". Reeds in 1839 was hij op zijn school begonnen met
gymnastiekonderwijs naar de ideeën van Pestalozzi. Naar aanleiding daarvan schrijft hij zijn
methode (5).
Het hoofdbestuur van het Nut zit ondertussen niet stil. In 1846 wendt men zich tot de koning met
het verzoek om de lichamelijke opvoeding wettelijk in te voeren. Als de rijksoverheid eerst hele
maal niet reageert en tenslotte niet bereid blijkt het verzoek te honoreren, besluit het Nut zelf tot
actie. Het stichten van gymnastiekscholen wordt ter hand genomen (6).
De Goese situatie
De notulen van het departement Goes van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen van 15 juli
1845 vermelden dat de handleiding van Rijkens is ontvangen. Er ligt een verzoek van het
hoofdbestuur om te onderzoeken of invoering van gymnastiekonderwijs op scholen mogelijk is en
of het wellicht aanbeveling verdient om te komen tot een "inrigting voor kunstmatige
ligchaamsoefening". Er wordt een commissie ingesteld, die dat zal onderzoeken.
19