VAGEBONDEN VAN DE ZELFKANT
ontsnappen en naar de Kaai gaan waar iemand met een boot op hem lag te wachten. Zo gezegd, zo
gedaan. Op zaterdagnacht deed Levi net of hij ziek was en vroeg wat gekookt water aan Huibregt
Schuite. Terwijl deze dat ging halen, ontsnapte Levi door het raam, dat toevallig los was. De broer
van Maarten, Comelis van Ottegem. lag met een boot in de haven op hem te wachten en bracht hem
weg. De eis voor dit meinedig gedrag en de hulp tot ontvluchten was geseling, verbanning en
betaling van de kosten van het proces. De verdediging zag de zaak echter enigzins anders. Nergens
uit de bekentenis bleek, dat Maarten het uurwerk in ruil voor zijn hulp gekregen had. Levi had het
uurwerk bij Maarten in zijn zak gestopt en pas de andere dag om hulp gevraagd. De
ontsnappingspogingen waren uit het brein van Levi ontsproten en konden Maarten niet worden
aangewreven. Van opzettelijk handelen van Maarten was geen sprake. Dit bleek volgens de
verdediging ook uit de volgende poging tot omkoping. Levi Salomons was na de vluchtpoging
aangehouden in Brielle en moest door Maarten van Ottegem, samen met de luitenants De Zwarte en
Groeneweg, daar worden opgehaald. Onderweg terug naar Goes probeerde hij deze drie man om te
kopen door hen geld te bieden als ze een nacht zouden blijven liggen en hem lieten ontsnappen. De
mannen weigerden dit en volgens de verdediging was dit het bewijs, dat Maarten bij de eerdere
omkoping ter goeder trouw had gehandeld. Maarten verzocht dan ook clementie, mede in verband
met zijn leeftijd en het onderhoud van zijn vrouw en vier kinderen. De rechtbank trok zich hier
echter niets van aan en veroordeelde Maarten van wege zijn meinedig gedrag onbekwaam om
binnen de provincie Zeeland een funktie uit te oefenen. Hij werd ontslagen als diender en voor
altijd uit de provincie Zeeland verbannen. Ook de kosten van het proces mocht hij betalen.
(Bron: RAZE 1575 folio 111)
Dolle Michiel
Uit het proces van 22 juli 1771 tegen Michiel Wagenaar bleek dat hij vanaf zijn huwelijk met
Neeltje Logiersen zich steeds te buiten gegaan was aan sterke drank. Hierdoor kon hij dikwijls zijn
beroep niet uitoefenen en moest zijn vrouw de kost voor het gezin verdienen. Al het geld wat ze in
bracht, ging op aan sterke drank en zijn vrouw en kinderen leden armoede. Dit was echter nog niet
alles. Michiel had ook nog een kwade dronk over zich en begon als hij teveel op had en dat kwam
nogal eens voor, zijn vrouw uit te schelden en te slaan. De buren mochten dikwijls van dit festijn
meegenieten en hadden al verscheidene keren de dienders gewaarschuwd om te verhinderen, dat
Michiel zijn vrouw sloeg. Op 9 juli 1771 was de zaak dusdanig geëscaleerd, dat de buren voor de
de deur van kamertje in het manhuis, waar de familie Wagenaar woonde, bijeengekomen waren. De
dienstmeid van de heer Steenhard was naar binnen gegaan en had gezegd als Michiel zo doorging
hij binnen de kortste keren het manhuis moest verlaten. Dit had hem tot bedaren gebracht en hij
was op de grond gaan slapen. Kort daarop was hij echter weer opgestaan en toen hij bij de haard
was gaan zitten, begon hij weer te vloeken en te schelden. Hij wond zich zo op, dat hij op een
gegeven moment zijn vrouw was aangevlogen en had haar bij het hoofd gegrepen en verwondingen
aan de hals toegebracht. De stadschirurg met de toepasselijke naam Knekelenbergh had verklaard
dat die verwondingen bedoeld waren om haar te vermoorden. Van tevoren had hij nog een keggetje
gesneden en dat tussen de deurklink gestoken, zodat niemand in het kamertje kon komen. Althans
dit verklaarde de oudste dochter. Michiel ontkende dit in alle toonaarden. Uit vrees voor de
gevolgen was hij echter wel de deur uitgelopen, over de schutting van het manhuiserf geklommen,
door een sloot gewaad en de Koepoort uitgelopen. De baljuw zag in dit alles een poging tot moord
met voorbedachte rade, te meer omdat Michiel verklaard had, dat hij niet dronken was. Hij eiste
dan ook dat Michiel gegeseld zou worden met een strop om zijn hals onder de galg en een ontbloot
99