GESCHIEDENIS VAN EEN VOORNAAM DORP. HEINKENSZAND OMSTREEKS 1812
1. Inleiding.
Dit artikel wil iets van de geschiedenis van Heinkenszand beschrijven, naar aanleiding van een
verrichtte inventarisatie van de werkzaamheden van het in Heinkenszand gevestigde vredegerecht
in de jaren I8I1 en 1812, door schrijver dezes.
Eerst zal in paragraaf 2 een beschouwing worden gewijd aan de ontstaansgeschiedenis van het land
van Heinkenszand, Vervolgens zal in paragraaf 3 enkele maatschappelijke omstandigheden in 1811
en 1812 en de geschiedenis van het dorp met zijn bevolking en kerkgenootschappen worden
belicht. In paragraaf 4 zal het vredegerecht (de voorloper van het kantongerecht) dat in
Heinkenszand was gevestigd, worden besproken. Niet de rechtspraak zal worden behandeld,
daarvoor verwijs ik naar de bundel van mijn hand - die zich in de provinciale bibliotheek van
Zeeland bevindt - maar zal de aandacht gericht zijn op de persoon van de vrederechter en van de
griffier van het vredegerecht als notabelen in de Zeeuwse samenleving (par.4.2 en 4.3). In par.5
wordt melding gemaakt van de eerste burgemeester van Heinkenszand. Tot slot volgt in par.6 een
alfabetische lijst van alle in 1811 en 1812 voor het vredegerecht verschenen rechtzoekenden 1
2. De ontstaansgeschiedenis van het land van Heinkenszand (2).
In een beschouwing over de geschiedenis van een Zeeuws dorp dient eerst iets te worden gezegd
over het ontstaan van het land. Zoals de Zeeuwse wapenspreuk aangeeft, "Luctor et emergo". geldt
ook voor Heinkenszand dat dit dorp op aan de zee ontworsteld land ligt. In de strijd met de zee zijn
perioden waarin land gewonnen wordt maar ook door tal van stormvloeden aan de zee verloren
raakt. Daardoor is dikwijls niet bekend hoe in de loop der eeuwen het land en het stromende water
ten opzichte van elkaar waren gelegen. Na een rustige periode tussen 300 n.Chr. en het jaar 1000
n.Chr zette een transgressieperiode in met een aantal katastrofale stormvloeden (3). De jaren 1014
en 1134 zijn als zodanig in de annalen opgetekend. De stormvloed van 1134, die vanuit het
noordwesten komend, veel land wegspoelde en onder water zette, was de aanleiding voor de
spaarzame bevolking om zich door middel van lage dijkjes of kaden te beveiligen tegen het steeds
hoger komende water. In deze periode is waarschijnlijk ook al het "vaste" land tussen Zuid-
Beveland en Walcheren verdwenen. Er bleef een gebied van schorren, slikken en zandbanken over,
doorstroomd door zeearmen en geulen van uiteenlopende diepten. In de loop van de 13e en 14e
eeuw ontstonden in midden Zeeland opwassen, die door de bewoners voor bescherming tegen hoge
vloeden met een dijk werden omgeven en zo een eiland vormden. De aanwassen aan dit vaste land
werden later als polder bedijkt. Een van die opwassen, die in het tweede kwart van de 14e eeuw
werd bedijkt door de Heren van Schenge, vormde later de grondslag van Heinkenszand. De naam
Heinkenszand is vermoedelijk afkomstig van een zekere Hendrik (Heynric). die deze zandplaat in
eigendom had en die wellicht een telg was uit het adellijke geslacht van Schenge. De door een dijk
omringde zandplaat en schorren is aangeduid met de naam Oudelandpolder. Rekonstruktie van hoe
midden-Zeeland er in de vroege middeleeuwen uit heeft gezien is niet wel mogelijk. Het eiland
werd in het noordoosten vergroot met de Oosterlandpolder, in het zuidoosten de Oudekamerpolder
en in het zuidwesten de polders Nieuwekamer, Vlaanderkens- en Zuiderlandpolder. Omstreeks het
begin van de 15e eeuw was dit complex van polders van Zuid-Beveland nog slechts gescheiden
door een ca.30 meter brede geul, omzoomd met brede hooggelegen schorrengebieden. Op een
gegeven moment is er een dam gelegd naar het "vaste" land van Zuid-Beveland. waardoor
Heinkenszand niet langer een eiland was. Doordat het zeewater tegen de dam tot stilstand kwam
kon het slib bezinken, zodat schorvorming werd bevorderd en dit gebied kon worden ingepolderd.
91