G.J. LEPOETER
geweest, waarin de één zich nogal van de ander onderscheidde. In de middeleeuwse maatschappij
werd het dagelijks levensritme bepaald door "dachclocke" en "slaepclocke". door de marktklok. de
schepenklok. de bidklok. de diefklok. de doodsklok en vele andere. In de steden had men een aantal
klokken, die ieder hun eigen zwaarte en klank hadden en die voor speciale doeleinden werden
gebruikt. In de kleinere plaatsen was het soms maar één klok. die afhankelijk van de tijd en de
manier waarop ze geluid werd. aangaf wat het doel van het luiden was.
Hier zullen wij ons verder uitsluitend richten op het kerkelijk gebruik van de klokken. Een gebruik
dat al in de zevende eeuw begonnen is en voortduurt tot in onze tijd. In de zevende eeuw werden in
Frankrijk en Engeland de klokken algemeen gebruikt. In Duitsland was men er een eeuw later mee.
In de Nederlanden werden in die tijd ook al klokken geluid; in het zuiden in de zevende en in het
noorden in de achtste eeuw. In de tijd van Bonifatius, dus in het midden van de achtste eeuw, had
de St. Maartenskerk te Utrecht al een klok. Het is waarschijnlijk dat de komst van christenpredikers
uit Engeland het gebruik van kerkklokken in Nederland heeft bevorderd. Kerkklokken
onderscheidden zich van andere gebruiksvoorwerpen, ook die in de eredienst werden gebruikt,
omdat ze een naam hadden. Ze hadden daarmee iets menselijks. Vanaf het begin werden ze
ingezegend. Karei de Grote verbood in een capitulaire van 789 de klokkendoop, maar volgens
historici sloeg dit op huisklokken, omdat de plechtigheden waarmee deze wel werden ingewijd
vaak een bijgelovig karakter hadden. Met de wijding van de klok wilde men het profane voorwerp,
dat in dienst van de kerk kwam, afscheiden van het wereldse en men bevestigde er de naam van de
klok mee. Vanaf dat moment was de klok geïncorporeerd in de kerk en de kerkelijke gebruiken. Er
werd ook een zekere heiliging aan gegeven. Na de wijding zouden de klokken hun zegen over stad
en land spreiden. Durandus, de beroemde bisschop van Mende in de late dertiende eeuw. schreef:
"De klok wordt gewijd en geluid om de gelovigen tot bijwoning van de heilige diensten op te
wekken, hen naar ziel en lichaam te beschermen, de vijandelijke legers te verjagen, alle noodweer,
hagelslag, donder, storm af te weren, en de duivel op de vlucht te drijven."
Als ze was gewijd betekende dit volgens het middeleeuwse spraakgebruik, dat de klok "het woord
was gegeven." Ze mocht dan voor kerkelijk gebruik worden geluid. Vaak was dat een oproep tot
deelname aan het gemeenschappelijk gebed in de kerk. Maar soms was het ook een oproep tot
gebed thuis of op het veld. Al vanaf de vroege veertiende eeuw kende men het Angelusluiden.
Daarbij wordt de boodschap van de engel aan Maria herdacht en de menswording van het Woord
en wel driemaal per dag, 's morgens, 's middags en 's avonds. Dit gebruik bestaat nog in vele
katholieke streken. Waar de gedachtenis aan het heilig gebeuren vervaagde en het gebed
achterwege gelaten, is het nu vaak weer "de dachclocke en de slaepclocke" geworden, aangevuld
met een soort "noenclocke" zo men wil. Overigens, als de klok opriep tot gebed dan voldeed een
vrome christen daar onmiddellijk aan. waar hij ook mee bezig was. De volgende aanwijzing spreekt
wat dat betreft boekdelen: "Bij het eerste gelui, werpt uit uw handen wat u bezig houdt: bij het
tweede gelui, spoedt u op de weg en antwoordt: Ik kom. mijn Heere. ik kom. mijn Vrouwe!
Eindelijk - dat het derde luiden u op beide knieën geknield vinde aan de ingang van Gods huis."
Wij hebben op zijn minst het sterke vermoeden dat er in zeer veel gevallen een nauwe relatie was
tussen de patroonheilige van de kerk en de (voornaamste) kerkklok. Voor zover we nu hebben
kunnen nagaan is het begonnen met de grote klok van St. Jan van Lateranen in Rome. die in het
jaar 968 van paus Johannes XIII de naam van de kerkpatroon Joannes kreeg. Er zijn ook in ons land
zoveel gevallen bekend dat de naam van de patroonheilige overeen komt met de naam van de klok.
dat dit niet op toeval kan berusten. Op de klok van Menaldum bijvoorbeeld wordt het verband wel
heel direct aangegeven in de tekst: "In het jaar des Heeren 1473 heeft mij ter ere van den H.
Lubertus, Patroon van deze kerk, gemaakt Joannes van Deventer." Gaat het dan al te ver als we
stellen dat de middeleeuwse gelovige in het luiden van de kerkklok heel direct de stem van "zijn"
78