G J. LEPOETER
was, zoals het feit dat hij of zij daar verbleven had of begraven was; de gedachtenis aan de
"elevatie" van de heilige (een soort van heiligverklaring door de plaatselijke bisschop), die in die
kerk had plaats gehad; verhalen over gebedsverhoringen die er werden vernield.
Ook geloften van de kerkstichters (geloofsverkondigers, vorsten, edellieden) bepaalden wel de
keuze van het patrocinium. evenals het in de middeleeuwen gegroeide systeem van "eigenkerken"
van de adellijke geslachten, die daaraan hun patronaatsrechten over die kerken ontleenden en hun
voorkeur konden doen gelden. Zo zijn bijvoorbeeld onder invloed van de Frankische koningen veel
kerken gewijd aan St. Denis (Dionysius) en aan St. Maarten.
Belangrijk onderdeel van het wijdingsritueel van de kerk was het trekken van twee diagonalen van
de linker- naar de rechterzijde en omgekeerd. Nadat ze met as waren bestrooid, werden ze door de
bisschop met de punt van zijn staf beschreven met het Griekse en Latijnse alfabet, (uit M.C.
Nieuwbarn, Het roomsche kerkgebouwNijmegen, 1908, tekening: H.B.J. Arendsen)
In de late middeleeuwen gingen ook de gilden met hun patroonheiligen een belangrijke rol daarin
spelen, evenals de geestelijke broederschappen. Veel verduidelijking aangaande het begrip
patrocinium, zoals wij dat nu hanteren, geeft ook de omschrijving van Nolet en Boeren: "Aan de
aanvang der geschiedenis van iedere kerk. kapel en altaar staat de patroonheilige, onder wiens
bescherming het godshuis was gesteld en wiens naam constant door de eeuwen werd gedragen,
want patrocinia wijzigen zich moeilijk. Het celebreren in ongewijde kerken werd door Hincmar van
Reims alleen voor gevallen van nood gerechtvaardigd geacht en is altijd door de Kerk als misbruik
bestreden. In het algemeen zijn dus de patrocinia even oud als de kerk zelf. Is de eerste grond der
patrocinia de dedicatie of kerkwijding, de tweede is de liturgische verering der heiligen. Voor de
Germaanse landen komt daar volgens Ulrich Stutz nog een derde en wel juridische grond bij: daar
men er nog niet vertrouwd was met het begrip der zedelijke rechtspersoonlijkheid, zag men een
heilige als rechtssubject aan: aan hem werden schenkingen gedaan, op zijn naam stonden de
bezitstitels der kerk. De oudste patrocinia (in onze Lage Landen - auteur) zijn de drie Goddelijke
Personen (vooral Christus Salvator. de Verlosser) en de geloofsmysteries. Dit zijn echter slechts
76