W.P. DEN TOOM EN A.J. BARTH
Het stadhuis aan de Grote Markt te Goes. Toestand voor de verbouwing van 1771-1779, door
Boudewijn Kramer. (Topografisch-historische atlas Gemeentearchief Goes)
Een roerige tijd.
Wij schrijven 1573, wanneer Jan Jacobssen Blomme, geboortig van Hoedekenskerke, in de
torengevangenis van Goes verblijft. Misschien heeft hij een jaar daarvoor, in 1572, met de geuzen
wel enthousiast meegedaan aan het beleg van de Ganzestad. Dat is echter mislukt. De geuzen
moeten afdruipen en Goes blijft Spaansgezind. Met zes kameraden maakt Jan deel uit van de
compagnie van kapitein Worst, die het eiland Zuid-Beveland afstroopt naar "papen ende
spaengnaerden". (roomskatholieken en soldaten in dienst van de Spanjaarden) waarmee maar
gezegd wil zijn. dal de Zuid-Bevelanders woelige tijden beleven. Zo komt Jan met zijn gezellen bij
de "schamele landtman" Cornelis Pier Pierssen in de buurt van Ovezande en informeert naar de
aanwezigheid van katholieke geestelijken en spaanse soldaten, maar die zijn er niet. Dat antwoord
is kennelijk dermate teleurstellend, dat Jan zegt: "ghij boer, ghij moet ons nu uwe penningen geven,
het onse is op." Om zijn woorden kracht bij te zetten plaatst hij een getrokken mes op de borst van
6