VAGEBONDEN VAN DE ZELFKANT
door W.P. den Toom en A.J. Barth
Inleiding
VAGEBONDEN VAN DE ZELFKANT
Het is al meer dan twaalf jaar geleden, dat L.J. Abelmann in de jaarboeken 1975 tot en met 1979
een kroniek het licht doet zien onder de titel "Vagebonden van de zelfkant." Daarin schetst hij een
beeld van de rechtspleging in Goes aan de hand van concrete gevallen, die voornamelijk uit de
vijftiende en zestiende eeuw stammen. Na vijf kronieken vindt Abelmann het genoeg. Hij stopt met
de beschrijving van grote en kleine misdaden in Goes begaan. In 1990 zetten de twee schrijvers van
dit artikel het door het gemeentearchief uitgegeven boekje "Recht en Krom" op schrift, samen met
F.H. de Klerk. Hierin geven zij niet alleen een beeld van de organisatie van de rechtspraak in de
Ganzestad, maar ze behandelen tevens een aantal zaken uit de vijftiende tot en met de negentiende
eeuw. Schier onuitputtelijk was de voorraad rechtszaken, die de schepenrechtbank in het Goese
stadhuis heeft behandeld. In dit artikel willen wij er nog eens een aantal voor het voetlicht brengen,
daarmee gehoor gevend aan de wens van vele lezers en lezeressen van het jaarboek om de
"vagebonden" nog eens van stal te halen.
Tot aan de Franse tijd heeft de huidige trouwzaal in het Goese stadhuis de functie van vierschaar.
De baljuw treedt in processen op als openbare aanklager en eist de straffen. De schepenrechtbank,
bestaande uit burgemeesters en schepenen, spreekt de vonnissen uit over de van misdrijven
verdachte personen. Goes heeft de zogenaamde hoge jurisdictie, hetgeen inhoudt, dat doodstraffen
kunnen worden geëist, uitgesproken en voltrokken. De straffen kennen een grote variatie. Geseling
en brandmerking, ophanging, onthalsd worden, en verbanning, of een combinatie ervan komen
regelmatig voor. De straffen voltrekt men meestal op het schavot voor het stadhuis. Wanneer de
misdadiger met zijn leven moet boeten, dan hangt men zijn lijk op het galgeschor, aan de oostzijde
van de haveningang, op of men plaatst het op het rad ter waarschuwing van iedereen, die met
kwade bedoelingen naar Goes komt. Doorgaans straffen burgemeesters en schepenen minder streng
dan de baljuw eist. "Wie stelen wil en niet wil hangen, ga naar Goes en laat zich vangen, want de
heren van Ter Goes zijn zo zacht als appelmoes." Dit rijmpje schijnt de mildheid van het Goese
strafrecht weer te geven. Men schrijft het zelfs wel toe aan de misdadiger Jan Catoen. die de Goese
contreien aan het eind van de achttiende eeuw onveilig maakt. Vooralsnog blijft het ontstaan
onopgehelderd. Het is zelfs niet eens bekend of het wel met de strafrechtpleging te maken heeft.
Aan het begin van de negentiende eeuw wordt de rechtspleging de taak van een onafhankelijke
rechterlijke macht. Het stadsbestuur mag zich daarmee niet meer bemoeien. De vierschaar in het
stadhuis wordt dan zetel van de stads-, later gemeenteraad.
Hierna behandelen wij een aantal rechtszaken uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw.
Deze leren ons vooral, dat er kennelijk niets nieuws onder de zon is. De daarin uitgesproken
straffen zijn naar hedendaagse begrippen niet mals. De lezer oordele echter zelf.
5