L.J. MOERLAND Over de clandestiene prostitutie wordt sporadisch in de bronnen nog iets gemeld. Zo komen we in de notulen van de Gezondheidscommissie van 1866 de opmerking van de voorzitter tegen dat de clandestiene prostitutie floreert als nooit te voren. Voorgesteld wordt dan ook een reglementering op de prostitutie in te voeren. Zoals we hierboven al gezien hebben, besluit de gemeenteraad daartoe. Verder blijkt uit deze notulen dat er in maart 1871 in de Bocht van Guinea, een echte volksbuurt, deel uitmakend van de Armenhoek, een illegaal bordeel geëxploiteerd wordt door een zekere dame, bijgenaamd "vrouw Rijstepap." Haar identiteit is niet met zekerheid vast te stellen. Vermoedelijk betreft het Johanna van der Straate, die in deze tijd in de Bocht van Guinea woont en wel op nummer B 111.(13) Deze dame is afkomstig van nummer C 254, de Lange Vorststraat. In dit pand bevindt zich het bordeel van Cornelis Maes en daar staat Johanna geregisteerd als publieke vrouw. Men kan ervan uitgaan dat zij de dame is. die een illegaal bordeel exploiteert. Haar levensloop wordt later in dit artikel nog gevolgd. Door deze clandestiene prostitutie neemt het aantal gevallen van syfilis weer toe. De commissie adviseert dan ook als men gevallen van syfilis constateert, dit zo snel mogelijk door te geven aan het college van Burgemeester en Wethouders, zodat deze de nodige maatregelen kunnen nemen. Het leven van een aantal publieke vrouwen. Uit de voorafgaande gegevens kunnen we concluderen dat de prostitutie in Goes in het onderzochte tijdvak welig tierde. Maar liefst drie geregistreerde bordelen komen voor in het onderzochte tijdvak met een groot aantal dames.En dat terwijl Goes geen garnizoens- of zeemansstad is. Ze worden echter al snel opgeheven zodra de eigenaar overlijdt of vertrekt. De dames zwermen dan alle kanten uit en men weet niet wat er van hen geworden is. Het is echter gelukt om een aantal van hen in hun levensloop te volgen. Zijn ze altijd prostituee gebleven of zijn ze weer eerbaar gaan leven? Wij volgen de levensloop van enkele van deze dames. I. Cornelia Maria Lindenberg. We beginnen met Cornelia Maria Lindenberg. Zij werd op 29 januari 1849 geboren als dochter van Magdalena Polderman en Cornelis Lindenberg. Deze was van beroep boerenknecht en woonde in de Zomerweg. Op 22 maart 1866 vertrekt Cornelia vanuit de Sint Jacobsstraat, waar ze toen woonde op nummer B 42. naar Wilhelminadorp. We treffen haar aan in het dienstbodenregister van Kattendijke van 1869. Op 31 augustus 1871 vertrekt ze vanuit Kattendijke naar Goes en gaat wonen in B 136. het bordeel van Jacobus Koussemaker. Hier staat ze geregistreerd als publieke vrouw. Van hieruit vertrekt ze naar C 107, het bordeel van Robert Martinus van den Boogaard in de Korte Vorststraat. Hier verblijft ze tot 15 mei 1872. Van hieruit vertrekt ze naar Middelburg. Haar verblijf duurt daar echter maar twee maanden. Op 15 juli 1872 is Cornelia weer terug in Goes en ze gaat wonen op B 39. het huis van haar moeder. Vanuit het huis van haar moeder vertrekt ze weer naar C 107, het bordeel van Van den Boogaard. Uiteindelijk vertrekt ze van hieruit naar Middelburg op 16 december 1873. Op al deze plaatsen staat ze geregistreerd als publieke vrouw, met uitzondering van haar verblijf in het huis van haar moeder. Hoe gaat het nu verder met haar in Middelburg? In deze plaats staat ze niet geregistreerd in het register van publieke vrouwen. Op 16 mei 1877 trouwt ze met Pieter Bernardus Behage, een vijfenveertigjarige blikslager en weduwnaar met twaalf kinderen. Het eerste huwelijk van Pieter Behage was met Susanna Pieternella van Loo. geboren te Middelburg in 1838. Deze overleed in 1876. Cornelia staat in het begin in Middelburg 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1992 | | pagina 56