HET ONTSTAAN VAN DE GOESE AMBACHTSSCHOOL een geschiktere ruimte te vinden. In de loop van het eerste cursusjaar poogde het bestuur via advertenties in de plaatselijke pers en in het "Nieuws van den Dag" een lokaal te huren ofte kopen. Dat was in juni 1876. Ook probeerde men vruchteloos in juli 1876 het leegstaande lokaal van de voormalige weverij in het Gasthuis van de gemeente in gebruik te krijgen. In mei 1877 klemde het lokalenprobleem nog steeds. Het bestuur benaderde de kerkeraad van de Hervormde Gemeente om een deel van de wandelkerk voor het ambachtsonderwijs te krijgen. Het duurde nog tot juli 1877 voor men de hand wist te leggen op een betere onderwijsruimte, een pakhuis aan de Stoofstraat, eigendom van A. Matthijssen. Uit de notulen uit de jaren 1877 en 1878 blijkt dat men bleef zoeken naar een betere ruimte, temeer daar men met de gedachte speelde om naast de in januari 1876 gestarte timmeropleiding een smederij te beginnen. Men bezichtigde de gebouwen van de vroegere Goese Garancine Fabriek. Dit gebouw wilde men aankopen van het bestuurslid W.J. van der Weert, maar men werd het niet eens over de prijs. Tenslotte hakte men de knoop resoluut door, toen in augustus 1878 een stuk grond te koop kwam aan de Westwal. Het bestuur besloot daarop een eigen schoolgebouw te stichten. Tot 1960 is de school op hetzelfde perceel gehuisvest geweest, zij het dat in 1924 een nieuw gebouw werd opgetrokken. In het voormalige schoolgebouw vindt men nu de drukkerij van Oosterbaan en Le Cointre. De groei zit er in. Uit bovenstaande blijkt, dat ondanks de startproblemen de school toch begon te groeien. Nadat het bestuur in de zomer van 1875 van de leden toestemming had gekregen de nieuwe school te beginnen, ging het voortvarend te werk. In de vorige paragrafen zagen we dat diverse moeilijkheden met succes het hoofd werd geboden. In de Goesche Courant van dinsdag 9 november 1875 verscheen een advertentie, waarin een onderwijzer in het timmeren werd gevraagd. Als zodanig werd A. Hoogesteger benoemd. Onder zijn leiding kregen de eerste vier leerlingen hun onderricht. In de eerste weken werd het meubilair voor het schoollokaal gemaakt. Daarna maakte men door de timmerbazen uit de stad bestelde werkstukken. Zo heeft het in de beginperiode "nooit aan werk, dat is: aan leerstof ontbroken", schreef de voorzitter van het schoolbestuur in zijn eerste jaarverslag.! 15) Het leerlingental groeide ook gestaag. De notulen van 26 januari 1876 vermelden de namen van acht leerlingen. Een jaar later waren en twaalf ingeschreven.! 16) Tot slot. Honderdvijftien jaar geleden werd in Goes een begin gemaakt met beroepsonderwijs. In dit artikel is beschreven hoe moeizaam dat begin was, hoe gebrekkig de middelen waren, waarmee gewerkt moest worden. Daarbij mag niet uit het oog verloren worden, dat hier pionierswerk werd verricht. Veel vergelijkingsmogelijkheden waren er niet in Nederland. En Goes lag, zeker toen, in een uithoek van Nederland, waardoor kontakten met zusterscholen moeilijk waren. Bovendien was Goes een kleine plaats met kleinschalige mogelijkheden. Toch is men er in geslaagd een school voor beroepsonderwijs van de grond te krijgen. Vaak zullen de eerste bestuurders zich hebben afgevraagd of ze het wel goed deden, of ze verder moesten gaan. Nu is de verre nazaat, de scholengemeenschap voor beroepsonderwijs, "Groot Stelle", de grootste in zijn soort in Zeeland en één van de grotere in Nederland. Uit het prille schooltje aan de Molendijk is een krachtige beroepsopleiding gegroeid. 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1992 | | pagina 47