HET ONTSTAAN VAN DE GOESE AMBACHTSSCHOOL
Het gebouw van de Ambachtsschool aan de Westwal, ca. 1920 Foto: GA- Goes)
moment van verschijnen van het ingezonden stuk. directeur van de Goese H.B.S. en directeur van
de Burgeravondschool. Veie jaren was hij lid van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. J.J.
Ochtman was een plaatselijk industrieel en gemeenteraadslid, die ook lid was van het Nut. Het
derde Nutslid was D. de Koning, de gemeentearchitect, die tevens leraar was aan de H.B.S. en aan
de Burgeravondschool. A. de Beste was brandstoffenhandelaar en tevens conciërge van de
Koopmansbeurs. W. de Beste. P. Buitendijk en W.J. van de Weert waren plaatselijke aannemers.
Lezend in de notulen van de eerste vergaderingen kan men zich niet aan de indruk onttrekken, dat
de drie nutsleden de voortrekkers waren, terwijl de vier plaatselijke middenstanders in het
oprichtingscomité hadden plaatsgenomen als vertegenwoordigers van de kleine ambachtelijke
bedrijven, die bij de tot standkoming van een ambachtsschool belanghebbenden waren. Tevens
blijkt uit de archiefstukken dat zij de voornaamste leveranciers van materialen en diensten aan de
nieuwe school werden.(9)
De oprichting van de vereniging.
Terug nu naar de oprichtingsvergadering van 1 maart 1875. Jammer genoeg zijn daarvan geen
notulen bewaard gebleven. Maar de Goessche Courant van donderdag 4 maart meldde in een
persbericht op de voorpagina dat reeds zestig personen zich vrijwillig hadden ingeschreven als lid.
Een naamlijst van die avond geeft zevenenvijftig personen aan en een contributielijst komt tot
achtenvijftig leden. Deze waren samen goed voor fl. 212,50. Het voorlopig comité werd als
definitief bestuur gekozen met als voorzitter Dr. A.W. van Campen, J.J. Ochtman werd secretaris
en A. de Beste was de eerste penningmeester. Toch waren er direct al wat problemen. "Ofschoon
wij", schreef de krant, "geene vrees koesteren of de zaak zal tot stand komen en ofschoon het een
verblijdend teeken is. dat thans reeds een 60tal leden zijn toegetreden", toch viel het wat tegen dat
zo weinig ambachtslieden en leden van de gewone burgerij waren toegetreden tot de vereniging. De
33