HET ONTSTAAN VAN DE GOESE AMBACHTSSCHOOL HET ONTSTAAN VAN DE GOESE AMBACHTSSCHOOL door J. Boogaard Inleiding. De scholengemeenschap voor beroepsonderwijs "Groot Stelle" opende op dinsdag 15 januari 1991 haar vergrote en gemoderniseerde gebouwencomplex aan de Bergweg te Goes.l 1) In het kader van deze feestelijke gebeurtenissen leek het mij interessant om na te gaan hoe honderdvijftien jaar geleden, in 1876. het allemaal begonnen is. In het derde kwart van de negentiende eeuw begonnen her en der in Nederland ambachtsscholen te ontstaan. De start van de verre voorganger van "Groot Stelle", de Goese ambachtsschool, is het onderwerp van dit artikel: de ontstaansgeschiedenis van het beroepsonderwijs in Goes, het eerste in Zeeland. Het vakonderwijs in Nederland voor 1860. Sinds de middeleeuwen was het uitoefenen van een ambacht voorbehouden aan de gilden. In de middeleeuwse steden waren het de gilden, die zich bezighielden met allerlei vormen van beroepsbeoefening. De gilden hadden vele privileges, vastgelegd in gildekeuren. Het waren verenigingen van meesters in een bepaald vak. Gezellen en leerlingen waren geen lid van het gilde, maar vielen wel onder de regels en bepalingen van de gildekeuren. Men kan stellen dat de gildemeesters het monopolie bezaten, hoewel ze zelf in het strakke keurslijf van allerlei beperkende bepalingen gevangen zaten. Wie een vak wilde leren begon als leerling bij een gildemeester. Na een zeker aantal jaren van opleiding werd men gezel en na het afleggen van de zogenaamde meesterproef tenslotte meester. Als er dan binnen een gilde plaats was, kon de nieuwe meester zich als gildelid vestigen. In de achttiende eeuw begon de invloed van de gilden te tanen. Misbruiken slopen binnen, door concurrentievrees en onderlinge naijver werd de vakopleiding binnen het gilde minder zorgvuldig. Door de beperkte mogelijkheid voor gezellen om zich na de meesterproef binnen een gilde te vestigen, ontstond er, een officieel verboden, vrije beroepsuitoefening. Daarnaast kwam in die periode de industrie op, die aan haar arbeiders geheel andere eisen stelde. De Franse revolutie deed tenslotte het vermolmde gildewezen geheel verdwijnen. In Frankrijk werden de gilden in 1791 afgeschaft. Nederland, dat onder Franse invloed kwam. bepaalde in de grondwet van 1798. dat de gilden waren opgeheven. Wel bleven ze in iets gewijzigde vorm nog bestaan, maar op voorstel van minister Gogel verdwenen ze in 1808 voorgoed.(2) Het ontstaan van ambachtsscholen. De gilden hebben geen open oog gehad voor de gewijzigde tijdsomstandigheden. Het verdwijnen van de gilden had als bedenkelijk gevolg dat er van een gerichte vakopleiding geen sprake meer was. Op jeugdige leeftijd gingen jongens als leerling werken in de smederij, de timmer- of de schilderswerkplaats. Dat dit "leerling zijn" vaak niet meer was dan "krullejongenswerk" laat zich raden. Er stond immers geen organisatie meer achter. Van echt vakonderwijs was in de "timmerwinkel" geen sprake.(3) In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstond het besef dat 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1992 | | pagina 41