De kerkelijke kwestie.(21)
SOCIALE ONRUST IN WOLPHAARTSDIJK
gepoogd tot een samenspreking te komen. Wij betreuren het zeer, dat tot op heden nog geen
samenspreking heeft plaats gehad. Waren de wenschen der arbeiders te hoog? U weet toch dat we
als loonwenschen hebben gesteld: van 1 Maart tot 1 Mei 2,25. van I Mei tot 1 Augustus 2,50.
van 1 Augustus tot 1 December 3,00. van 1 December tot 1 Maart 1927 2,25. Zou een arbeider
een dergelijk loon niet waardig zijn. We denken dat niemand het betwist. Of we rekening willen
houden met het bedrijf enz.? Zeker! Doch juist kan het geheele vraagstuk door overleg worden
opgelost. Een goede loonregeling kan evenwel niet wachten op overbodig lang uitstel van het
overleg; wat niet aan ons te wijten is. En daarom, heeren landbouwers, wij hopen en vertrouwen dat
U de regeling, hierin vervat, wilt nakomen."De plaatselijke afdeling, onder leiding van Luikenaar,
komt op 12 november 1926 met een concreet verzoek aan de raad. Kan het gemeentebestuur in
verband met de werkloosheid onder de landarbeiders geen subsidie verlenen in het verrichten van
spitwerk? Burgemeester en wethouders adviseren de raad om dat niet te doen. Het geven van
subsidie zonder enige beperking leidt, aldus het college, tot een vergroting van de werkloosheid en
laten de arbeiders eerst maar eens aangeven, welk werk ze op het oog hebben. De raad neemt het
verzoek voor kennisgeving aan.(20) Het jaar 1927 verloopt voor de landarbeidersbond zo mogelijk
nog slechter. Het ledental is op 1 januari gezakt naar vijfenzestig. De vereniging kampt met een
kastekort, dat men door middel van collecten tracht op te heffen. Men zal nogmaals de
burgemeester bezoeken om iets trachten te regelen voor de werkloze leden. Het loonvoorstel van
1926 zal ook voor 1927 aan de boeren worden voorgelegd. Wederom schrijft men de boeren aan.
Opnieuw zonder resultaat. Sterker nog, twee van de patroons hebben het loon van hun arbeiders
met vijf cent verlaagd. Op de bestuursvergadering van 15 maart 1927 komt de vraag aan de orde
"of men ook niet een weinigje aan politiek zou doen met de aanstaande Gemeenteraads
verkiezingen in zicht?", maar daarvoor voelt men niet. Ook neemt men het besluit om ds Mantz
opnieuw voor zich te winnen. Deze heeft namelijk in 1925 de belangen van de arbeiders verzaakt.
Kan hij niet eens een lezing houden voor de ledenvergadering? Maar men komt van een koude
kermis thuis. Het jaar 1928 geeft een verdere daling van het aantal leden te zien. Gaat de vereniging
te niet?
Het behoeft vanzelfsprekend geen betoog, dat de gevolgen van het conflict tussen boeren en
arbeiders niet beperkt blijven tot de arbeidsverhouding. In het totale maatschappelijke leven binnen
Wolphaartsdijk spelen zij een rol. Dat komt ook tot uiting binnen het plaatselijk kerkelijk gebeuren.
De burgerlijke gemeente telt drie kerken, de Hervormde gemeente, de Gereformeerde Kerk en de
Gereformeerde Gemeente. De beide eersten hebben een predikant, de laatste is vacant. Ds. Mantz is
de predikant van de Hervormde Gemeente sinds 1920. Hij is net als zijn collega van de
Gereformeerde Kerk, ds. A.P. Lanting, aanwezig bij de oprichting van de Wolphaartsdijkse
afdeling van de NCLB. Hij sluit die eerste avond met gebed. Men is geneigd te stellen dat de
belangen van de arbeiders hem na aan het hart liggen, want hij laat zich in het begin regelmatig op
hun bijeenkomsten zien, maar dat verandert op het moment, dat de grote Hervormde boeren hem
duidelijk maken, dat hij daarvan afstand moet nemen. Hij doet dat. In zijn preken en in zijn stukjes
in het Hervormde maandblaadje in 1925 kan men zijn ommezwaai duidelijk opmerken. Hij telt dan
zelfs Gereformeerde boeren onder zijn gehoor, die kennelijk met genoegen naar hem luisteren.
Binnen de Gereformeerde kerk raken de verhoudingen gespannen. Deze kerkelijke gemeente,
ontstaan in 1839 onder de vlag van de Afscheiding kent een andere sociale structuur dan de
Hervormde Gemeente. In de laatste speelt de bovenlaag van de Wolphaartsdijkse samenleving al
23