SOCIALE ONRUST IN WOLPHAARTSDIJK
afkomstige W. Drentli tot hoofd van de openbare lagere school te Oud-Sabbinge benoemd wordt,
blijken de beide wethouders het roerend met elkaar eens te zijn, waar Koert zich sterk maakt om het
advies van de inspecteur van het onderwijs te volgen. Die vindt Drenth niet geschikt. Maar door
toedoen van dr. Preuniger. die de beide wethouders heeft bewerkt, komt ondanks het negatieve
advies van de inspecteur, Drenth als nummer vier op de aanbeveling en wordt, ondanks de heftige
tegenstand van de tegenstemmers, met vier tegen drie stemmen benoemd. Het verweer van
Goetheer, dat ook hij de proefles heeft bijgewoond en echt wel kan bekijken of een onderwijzer
deugt voor zijn vak of niet, is ronduit zwak, maar de benoeming is nu eenmaal al van tevoren
bedisseld.(6)
't Nut maakt zich sterk voor de oprichting van een bewaarschool. Zijn aktiviteiten leiden er toe, dat
de in 1906 opgerichte Vereniging tot oprichting en instandhouding van Christelijke Bewaarscholen
wakker wordt uit haar slaap en ook weer pogingen in het werk stelt op te komen tot de oprichting
van een kleuterschool.(7)
Het gemeentebestuur heeft in 1924 een uitbreidingsplan tussen de Papeweg en de Moolweg. Ter
stimulering van de verkoop van bouwgrond geeft het premies voor de bouw van huizen. Ook al is
het getal S.D.A.P.-ers in de gemeente gering, een aantal raadsleden vindt deze premietoekenning,
boven op de rijkssteun. maar links gedoe en dat voor een geheel rechtse gemeenteraad.
Vanzelfsprekend heeft deze gang van zaken een voorgeschiedenis. Al in 1916 komt het
departement van het Nut van 't Algemeen met een verzoek tot verbetering van de huisvesting in het
dorp. De "arbeidende klasse", toch het merendeel van de bevolking, woont in doorgaans
schamelijke onderkomens en er is een groot tekort aan woningen. Maar het is de raad niet duidelijk
waarop dat verzoek is gegrond en daarom gaat er een brief terug. Het gemeentebestuur wil de
zaak nog wel eens bezien. "Voorop stellende dat door het departement kan worden aangetoond dat
de huidige toestand een ingrijpen van gemeentewege noodzakelijk maakt, ware een uitgewerkt plan
van de wijze, waarop Uw departement zich voorstelt, dat het zonder geldelijk bezwaar van de
gemeentekas zou kunnen geschieden, zeker gewenscht." Een taalkundig minder fraaie volzin, die
duidelijk maakt, dat de vroede vaderen er dan nog niet over piekeren om geld uit te trekken voor
woningbouw. En het moet worden gezegd, ze hebben wel andere zorgen aan het hoofd. Het
oorlogsgeweld is in Wolphaartsdijk op gezette tijden niet alleen hoorbaar, maar vooral te voelen. Er
is distributie, vrijwel alles gaat op de bon en jonge mannen van het dorp zijn onder dienst. In 1920
komt de abominale huisvesting opnieuw in de raad aan de orde. Er worden pogingen ondernomen
om te komen tot de oprichting van een woningbouwvereniging. Die is er in 1921, maar met handen
en voeten gebonden aan het gemeentelijk beleid. Geld heeft de vereniging niet. Natuurlijk kan ze
leningen afsluiten, maar dat leidt tot de bouw van woningen, die een wekelijkse huur van 3,— of
meer moeten opbrengen. Dat geld hebben de arbeiders, die rond 2,— per dag verdienen, niet. Men
kan voor rijkssteun in aanmerking komen en de gemeente is bereid daar bovenop nog een premie
van 150,— toe te kennen, maar dat biedt de vereniging geen soulaas. Wat meer kapitaalkrachtige
inwoners, die grond kopen en daarop een huis laten bouwen, profiteren van de regeling en van de
woningbouwvereniging wordt verder niets meer vernomen.(8)
De gemeente telt ruim vijfentwintighonderd inwoners, die hoofdzakelijk hun bestaan in de
landbouw vinden. Verreweg de meesten behoren tot de arbeidersstand. Zij hebben het niet
gemakkelijk. Hun inkomen is gering. Een groot deel is elk jaar voor een tijdje werkloos en moet
dan van de steun leven. In de gemeenteraadsvergadering van 13 juni 1919, de oorlog is achter de
rug, komt een brief van het Ministerie van Arbeid aan de orde over de toetreding van de gemeente
tot de regeling, vastgelegd in het Werkloosheidsbesluit van 1917. Wanneer de gemeente deelneemt,
dan kost het haar wel geld. maar dat komt ten goede aan georganiseerde arbeiders. Het Rijk is de
grootste subsidiegever. Burgemeester en wethouders vinden evenwel, dat bij een bevolking van
15