G.J. LEPOETER later wijdde paus Urbanus II. die een vurig vereerder van St. Nicolaas was. de nieuwe St. Nicolaaskerk in Bari. waarin de relikwieën in een kostbare schrijn werden neergezet. Bari werd nu een voorname en drukbezochte bedevaartplaats, tevens vertrekpunt van de talrijke kruisvaarders, die sedert 1096 vandaar naar het H. Land overstaken. Zij leerden allemaal St. Nicolaas als de grote wonderdoender kennen en brachten de verering van de heilige weer naar hun woonplaatsen over. In het Oosten vereerde men St. Nicolaas als de heilige, die de in nood geraakte schepen van de ondergang redde. Hij werd daarom de patroon van de zeevarenden. Als zodanig werd hij ook zeer gepropageerd door de inmiddels gekerstende Noormannen, die de Atlantische en Mediterrane kusten bevoeren. Daarnaast beschermde hij ook tegen gevaren die er van de zee en de rivieren dreigden, zoals watersnood. Het St. Nicolaaspatronaat moest daarom bijzonder aantrekkelijk zijn voor de mensen, wier woonplaatsen door de zee bedreigd werden. Het is dan ook zeker mogelijk dat het kerkpatrocinium van plaatsen als Nieuwkerke in het Land van Reimerswaal en Oostkerke op Wolphaartsdijk aan dit aspect is toe te schrijven. Naast de beschermer van zeevarenden was St. Nicolaas ook de patroon van de kooplieden en niet te vergeten van de kinderen. Dit laatste is gebaseerd op de legende van het weer ten leven wekken van drie kinderen die tijdens een hongersnood om het leven waren gebracht. Verder was hij één van de zogenaamde veertien noodhelpers in de volksdevotie van de middeleeuwen. In de ikonenkunst - vooral de Russische - is St. Nicolaas zeer veel voorgesteld.(34) B HL 6104-6221; suppl.235 vlg. 18. Sanctus Odulphus: Yerseke Zoon van de Frankische edelman Ludgis (beter vermoedelijk Bodgis) te Oirschot. Op verzoek van zijn ouders zag hij af van een intrede in het klooster. Hij wijdde zich aan de zielzorg als priester aan de "eigenkerk" van de familie te Oirschot. Later was hij monnik in het St. Martinusklooster te Utrecht. Van daaruit werkte hij als missionaris onder de Friezen en stichtte in Staveren een kapittel. Bisschop Frederik van Utrecht (820-835) schakelde hem in bij de bestrijding van ketterijen in Frieslands zuidwesthoek. Hierin heet Odulphus geslaagd te zijn. Hij overleed in Utrecht omstreeks 865. Gedurende de middeleeuwen viert Utrecht twaalf juni zijn liturgische herdenking en worden verschillende kerken in het bisdom Utrecht, waarin vermoedelijk Oudmunster vaak een rol speelt, onder zijn patronaat gesteld. Het is niet onwaarschijnlijk dat ook het patrocinium van de kerk van Yerseke door de invloed van het kapittel van Oudmunster is bepaald. Echter ook de activiteiten van de ketter Tanchelm en diens medestander, de priester Everwarderus, met hun pogingen om de Zeeuwse gebieden van het bisdom Utrecht onder het bisdom Terwaan te brengen, zouden mogelijk de bepaling van dit echt "Utrechtse" patrocinium in de hand hebben kunnen gewerkt. Dit speelde namelijk in de eerste helft van de twaalfde eeuw, mogelijkerwijs de stichtingstijd van de Yersekse parochie.(35). Acta SS. Jul.II 591 -595; BHL.6318-6321 19. Sanctus Pancratius: Zoelenkerke. Tijdens de regering van keizer Diocletianus stierf de H. Pancratius op jeugdige leeftijd te Rome de marteldood. Historische gegevens ontbreken; de vroege verering doet een historische kern vermoeden. Bovendien werd al vanouds zijn graf aangewezen aan de Via Aurelia en in de daarboven omstreeks 500 in opdracht van paus Symmachus gebouwde kerk werd al in de zesde 98

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1992 | | pagina 108