G.J. LEPOETER Sint Maarten snijdt met zijn zwaard zijn mantel in tweeën en geeft de helft aan de bedelaar. zorg de cappa van St. Maarten, waarop zijn hun eden aflegden en die zij met zich meevoerden in de strijd. Overal waar de Franken zich vestigden, wijdden zij vele van hun kerken aan St. Martinus toe. Ook in delen van ons land, zoals de Betuwe, danken verschillende kerken hun St. Maartenspatrocinium aan de directe Frankische invloed. Voor de Benedictijnen was St. Maarten, die zelf monnik geweest was, een geliefd heilige. Dit heeft er verder toe bijgedragen dat in de tiende eeuw St. Maarten één van de meest gevierde heiligen in heel West-Europa was geworden. Overal in het bisdom Utrecht waren talrijke kerken aan St. Maarten gewijd. Martinus geldt o.a. als de schutspatroon van de ganzen; in sommige streken placht men op zijn feestdag - 11 november - de St. Maartensgans te eten. Waarschijnlijk was oorspronkelijk de gans een oud dankoffer voor de oogst. De Romeinen wijdden en offerden haar aan Mars. Mogelijk heeft het Romeinse leger hier te lande dit ganzeoffer ingevoerd, terwijl de verwantschap van de namen Mars en Martinus - dit is de man van Mars - de overdracht op de laatste in de hand heeft gewerkt. De gans was toentertijd een profetische vogel. Het is toch zo dat de oude volksgebruiken en volksrijmen op Sint Maarten dermate uitgebreid en talrijk zijn, dat men moeilijk kan aannemen dat St. Maarten geen verchristelijking is van een oeroud Germaans feest. Als men vanaf 21 december, de midwinter-zonnewende, veertig dagen terug telt, dan komt men op elf november, de feestdag van St. Maarten. Bij de Germanen was dit het begin van de joeltijd, het begin ook van de telling voor het nieuwe jaar. Tevens het begin van velerlei rituelen die geleidelijk aan in de loop van de vele eeuwen hun betekenis hebben verloren, maar weer zijn verdisconteerd in christelijke gebruiken. 96

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1992 | | pagina 106