A.J. BARTH EN DRS. A.L. KORT
het weeshuis te combineren. De kinderen uit het armenhuis moesten naar het weeshuis en de bestu
ren werden samengevoegd. (6) Die constructie heeft gewerkt tot aan de Franse tijd, al moet daaraan
worden toegevoegd dat in 1795 de zittende regenten het veld moesten ruimen. Ze werden ver
vangen door naar vrijheid, gelijkheid en broederschap riekende burgers"die zich alras even grote
regenten betoonden als hun uit het regentenpatriciaat afkomstige voorgangers. In 1812 reorgani
seerde het stadsbestuur op last van de provinciale overheid de gehele sociale zorg en hield het
gecombineerd bestuur van arm- en weeshuis op te bestaan.
De wekelijkse bedeling vond vanaf 1689 plaats vanuit de regentenkamer van het weeshuis. Boven
de ingang van het poortje naar het binnenplein van het weeshuis kwamen beeldjes van een jongen
en een meisje met de volgende spreuk:
..Dat eertijds heeft gediend tot kloosterlijke leven
Is voor den Weesen hier tot wooninge gegeven
Die in haar jonge jeugd van ouders sijn ontbloot
Den armen vind hier hulp in haar verlege nood."
De wezen hebben daar tot in deze eeuw een woning gevonden. De armen van Goes kregen tot 1965
vanuit dat gebouw hun ondersteuning.
De bijstandsverlening
In de zeventiende en achttiende eeuw verstrekten de Armmeesters bijstand zowel in geld als in
natura. Hoe hoog het bijstandsbedrag was, weten we niet. Gegevens over de aantallen armlastigen
bezitten we niet. In 1615/1616 werd per week voor een bedrag van drie pond 18,-) aan geldelijke
bijstand uitgegeven aan huiszittende armen. Op een totaalbedrag aan uitgaven van iets meer dan
tweeduizend pond op jaarbasis voor deze periode is dat circa 7%. Daarnaast kregen ze ondersteu
ning in de vorm van vlees, brood, boter, haring, kleding en turf. Vlees en vis werd eenmaal per
veertien dagen verstrekt. In deze periode droegen de Armmeesters bovendien de kosten van
instandhouding van het gasthuis. Ook kwamen de kosten van uitbesteding van de wezen dat jaar,
tweeënvijftig in getal, voor hun rekening. Dat ging per kind per jaar om een bedrag van zes pond
vlaams. Naast de gewone uitgaven voor het gasthuis en de armenzorg werden de Armmeesters ook
nog met enkele bijzondere uitgaven geconfronteerd, zoals een bedrag van dertig pond voor het
salaris van de organist van de Grote Kerk. (7)
Daartegenover stonden inkomsten uit onroerend goed. De Armmeesters hadden goederen in het
Oude Goese Ambacht, die ondermeer van het Kruisbroedersklooster afkomstig waren, in de Goese
Polder, in Kloetinge. Kattendijke. Wemeldinge, Yerseke, Kapelle, Schore en Vlake, Eversdijk en
's-Gravenpolder, Hoedekenskerke, Baarland, Oudelande. Ovezande, 's-Heer Abtskerke, Nisse,
Sinoutskerke, Baarsdorp. Heinkenszand en 's-Heer Arendskerke, 's-Heer Hendrikskinderen en
Ellewoutsdijk. Andere inkomsten putten de Armmeesters uit erfrenten en huishuren. Ze bezaten
huisjes, grenzend aan het gasthuis, naast de Grote Kerk. in de Papegaaistraat, de Korte Vorst, in de
Zusterstraat en buiten de 's-Heer Hendrikskinderenpoort. Een en ander toont aan dat de de kerk en
de kloosters van Goes in de Voorreformatorische periode belangrijke bezittingen op hun naam
hadden staan. Zoals wij al eerder hebben vermeld, kwamen deze aan de Aimmeesters in de tijd van
de Hervorming. (8)
In tijden van economische recessie was dat goederenbezit volstrekt onvoldoende om de armenzorg
naar behoren te vervullen. Het kwam dan wel voor dat zelfs de goederen van Pieter Jasperse, het
appeltje voor de dorst, niet voldoende waren om de tekorten te dekken. In 1630 besloot het stads
bestuur acht last rogge aan te kopen. Deze werd tegen een billijke prijs doorverkocht aan de armen
in de stad. Tarwe was nauwelijks te krijgen en wat er was, was niet te betalen. Het stadsbestuur
overwoog Gecommitteerde Raden tot een uitvoerverbod te bewegen of het voorbeeld van Zierikzee
en Tholen te volgen. Die steden hadden zelfstandig de uitvoer van tarwe aan banden gelegd. Nu
22