I)e muren
Het formaat van de stenen waarmee de oorspronkelijke muren zijn gemetseld is gemiddeld ca.
4,3 x 11 x 23,5 cm. De muren zijn gemetseld in kruisverband ter dikte van 1 'A steen. Ze zijn,
inclusief de strijklaag aan de binnenzijde, ca. 37 cm dik. Het metselverband is op de oude wijze
uitgevoerd: de verspringing van de stootvoegen in de kop- en streklagen is niet bereikt door toepas
sing van drieklezoren in de streklagen zoals nu algemeen toepassing vindt, maar door gebruik
making van klisklezoren in de koplagen. Rond 1720 is dit metselverband in onbruik geraakt en
vervangen door de „moderne" variant. (46) Bij het maken van nieuwe vensters in 1789 en bij de
verbouwing in 1832 werd het oude verband dan ook niet meer toegepast. Aan het muurwerk rond
de vensters is zodoende te zien of het een oorspronkelijk dan wel een later venster betreft. Afbeel
ding 17 is een foto van het muurwerk tussen de vensters 4 en 5. Naast het rechtse (oorspronkelijke)
venster is duidelijk de toepassing van de klisklezoren in de koplagen te zien, terwijl naast het linker
venster uit 1789 drieklezoren in de streklagen zijn toegepast. In de mortel die bij het metselen van
de muren is gebruikt zitten veel schelpresten; dit wijst op het toepassen van ongezeefde schelpkalk,
wat overigens algemeen was. De in die tijd gebruikte metselmortel bevat véél meer kalk dan later
gebruikelijk werd. Een verhouding van 2 delen kalk op 1 deel zand was zeker niet ongewoon. (47)
Hoe het oorspronkelijke voegwerk was uitgevoerd is niet met zekerheid te zeggen: veel voegwerk
is erg verweerd öf later hersteld. Afbeelding 18 is een detailfoto van metselwerk aan de zuidgevel
naast venster 2.
De bogen boven de vensters zijn als gedrukte spitsbogen geconstrueerd (zie afbeelding 24). Het
metselwerk van de bogen lijkt nogal primitief van uitvoering omdat het op een aantal plaatsen van
de zuivere boogvorm afwijkt. Voor de boog boven venster 4 is dat op afbeelding 19 te zien. Waar
schijnlijk zijn deze deformaties een gevolg van latere werkzaamheden zoals de restauratie in 1832
toen de stenen montants en traceringen van de vensters werden verwijderd. De neggen rond de
vensters zijn enigszins leep (schuin) gehakt. Ook aan de voorzijde zijn veel stenen van bogen
behakt, wat aan de nog aanwezige scharreerslag is te zien (zie afbeelding 20). De sluiting van de
bogen is op verschillende manieren uitgevoerd, zoals in afbeelding 21 is weergegeven.
De fundering onder de muren reikt tot ca. 70 cm beneden de oude vloer; de aanlegbreedte is
ca. 60 cm. De kerk heeft altijd maar vier steunberen gehad: twee in elke zijgevel. De steunberen
tegen de achtergevel zijn pas in 1917 en in 1923 gemetseld na afbraak van de school. In de zijgevels
staan de steunberen ter plaatse van de twee middelste kapspanten, waarop de dakruiter rust. Uit
constructief oogpunt zouden ook onder de twee buitenste kapspanten steunberen in de muur
aanwezig moeten zijn. Twee steunberen per muur is onvoldoende. Alle andere kerken van bijlage
2 hebben dan ook, voor zover nu nog valt na te gaan, tenminste vier steunberen per zijgevel, met
uitzondering van de kerk te Kats: die heeft er helemaal geen.
Tijdens de afbraak van de kerk bleek bovendien dat het metselwerk aan de steunberen niet goed
was uitgevoerd, ze waren onvoldoende in verband met de muren gemetseld, zoals afbeelding 22
laat zien voor steunbeer II.
Vensters en deuren
Elke zijgevel bevatte aanvankelijk maar drie vensters: de middelste. De buitenste vensters zijn later
bijgemaakt. De spitsboogvorm is steeds ongewijzigd gebleven. Bij vergelijking met andere
Zeeuwse kerken uit de zeventiende eeuw valt het op dat men in Zeeuwsch-Vlaanderen over het
algemeen een duidelijke voorkeur had voor rondboog- en korfboogvensters, terwijl in de rest van
Zeeland meer spitsboogvensters werden toegepast. Die vorm was toen eigenlijk al „ouderwets",
maar juist in kerkvensters is vaak een zeer behoudende tendens waarneembaar. (48) Het aantal
55