vers 16 en 17, (34) luidt in de Statenvertaling aldus:
,,Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Gewisselijk is de Heere aan deze plaats, en
ik heb het niet geweten! En hij vreesde, en zeide: Hoe vreselijk is deze plaats'. Dit is niet dan een
huis Gods, en dit is de poort des hemels!"
Van leer en leven
In het kader van dit hoofdstuk past het iets te vermelden over het leven van alle dag in de stich
tingstijd van de gemeente, de zeventiende eeuw. Het is duidelijk dat er toen nog veel gewoonten,
gebruiken en tradities heersten die uit de middeleeuwen stamden en dat daarbij veel zaken waren
die in de ogen van de predikanten geen genade konden vinden. Eveneens is het echter duidelijk
dat deze gebruiken, zo betrekkelijk kort na de Reformatie, en hoezeer ook met de beginselen
daarvan in strijd, nog niet uitgeroeid konden zijn. Daarbij komt dat vooral op Zuid-Beveland de
Hervorming slechts langzaam ingang had gevonden. (35) Talrijk zijn de getuigenissen over de
volksvermaken die de toets der kerkelijke kritiek niet konden doorstaan. Telkens werden de Staten
van Zeeland en hun Gecommitteerde Raden verzocht om strenge toepassing van de placcaten op
dit punt. Onder andere op 15 juli 1636 besloten de Staten tot maatregelen: ,,Alsoo wij seeckerlijck
werden bericht dat ten platten lande van Zuytbevelandt in vele, jae meest alle de dorpen veelder-
hande abuysen en ongeregeltheden in swange gaen ende gepleecht werden op vastelavont spelen,
kermissen ende diergelijcke dagen, als ander insolentien meer werden de ambachtsheren
bevolen ..soodanigen ordre (te) stelle dat alle de voors. dertelheden ende ongeregeltheden werden
geweert ende tegens gegaen." De Rentmeester Bewester Schelde werd gelast op de naleving van
deze resolutie toe te zien. (36) Veel zal dit alles niet hebben gebaat, want ook veel later, bijvoor
beeld in 1654, klaagde de classis bij de Staten nog steeds over dezelfde „Roomsche superstitiën
...en afgodische feestdagen" waarbij wederom streng toezicht en optreden werd verlangd om
..alsoo de voorschreve landbedervende sonden" te weren. (37) Opvallend is dat de klachten en
maatregelen steeds betrekking hebben op het platteland van Zuid-Beveland. Daar is het ook dat
er steeds klachten zijn over ..papiste" schouten en andere officieren, onder andere in Baarland in
1652. (38) Ondanks de ijver van de predikanten is het nooit gelukt het kwaad uit te roeien: ook
op het eind van de achttiende eeuw konten soortgelijke klachten nog talrijk voor. Vooral de schut
tersgilden waren in de ogen van de kerk „Paepsche confrerien als overgebleven reliquien en
hooghten des Pausdoms", waartegen niet scherp genoeg kon worden gewaarschuwd en
opgetreden. (39) Vele gereformeerden bleven, ondanks censurering. lid van deze gilden.
Ook in 's-Heerenhoek verliep niet alles naar de wens van de kerk. Vinden we van de eerste
predikant, ds. Stroobant, geen aantekeningen over het dagelijks leven van de gemeenteleden, van
zijn opvolger, ds. Surendonck. des te meer. Reeds twee maanden na zijn aankomst liet de kerke-
raad op zijn voorstel de gemeente vanaf de kansel vermanen tegen ..d'inbrekende sonden die
seer overvloedig aengroeyen, so datse als een volle zee opzwellen en alle mate vervullen." Als
belangrijkste zonde zag men de ontheiliging van de zondag. Velen zijn er, schreef de predikant,
die op die dag nauwelijks één predikatie waarnemen omdat ze te lui zijn of zich door het minste
beletsel laten ophouden of zelfs gewoon hun dagelijks werk doen. Liever dan kerkdienst,
catechisatie of repetitie bij te wonen, staat men op straat een pijp te roken of bezoekt men de
herbergen, ,,daer verterende tot late in den avont, ja in de nacht, so dat. 't welk te beklagen is,
de scholen van overdaet en onkuysheyt noyt voller zijn en 't volck noyt wellustiger en hovaerdiger
dan op desen dagh dan sit men als de joden op 't feest van 't gulden kalf neder om t'eeten en
te drincken en men staet op om te spelen, Exod. 32-6." De ouders werden vermaand beter op hun
kinderen te letten omdat die, in plaats van de kerk te bezoeken, in ongebondenheid over de straten
lopen te ravotten. Maar het is geen wonder dat de kinderen dit doen, want zij zien dit „aen
36