in Zeeland rustiger was geworden en de handel opbloeide, werden er weer op grote schaal bedij kingen ondernomen. In 1604 werd door de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke aan de Staten van Zeeland octrooi gevraagd voor het bedijken van de Nieuwe Kraayertpolder, de polder waarin het grootste deel van 's-Heerenhoek is gelegen. Het plan ging toen niet door; pas in 1611 werd de gevraagde toestem ming verkregen. (3) Het overige deel van 's-Heerenhoek is gelegen in polders die nog later zijn bedijkt. De dorpsbebouwing is ontstaan in de Borsselepolder, bedijkt in 1616, grotendeels als herbedijking van het oude West-Borssele. Ook delen van de West-Kraayertpolder uit 1642 en de Nieuwe West-Kraayertpolder uit 1676 horen tot 's-Heerenhoek. Het ontstaan van het dorp valt dus in die periode van de geschiedenis waarin door het hele land op uitgebreide schaal land werd aangewonnen. Afbeelding 2 geeft een overzicht van de land aanwinning rond 's-Heerenhoek in de loop van de tijd. Volgens Slicher van Bath valt het absolute hoogtepunt van de bedijkingen in Nederland in de periode 1615-1639. (4) Deze bedijkingen waren een vorm van geldbelegging; aangetoond is dat er een positieve correlatie bestond tussen tarwe- prijzen en landaanwinning. Met andere woorden: hoe hoger de tarweprijzen in een bepaalde periode, hoe groter de bedijkingsactiviteiten. (5) In de overeenkomst die op 3 juli 1611 tussen de rechthebbenden op het bedijken van de Nieuwe Kraayertpolder werd gesloten, is het doel van het werk dan ook omschreven als het „ten vasten coorn-lande ...bringen" van de te bedijken schorren. (6) Bestaansmiddelen Het agrarisch karakter dat het dorp bij zijn ontstaan had is steeds behouden gebleven. Nog in 1960 was meer dan 95% van de oppervlakte der toenmalige gemeente 's-Heerenhoek in gebruik als land bouwgrond. (7) De welstand van de inwoners was dan ook steeds afhankelijk van de welvaart in de landbouw. (8) De gronden waren bij het ontstaan van de polders vrijwel allemaal eigendom van de bedijkers, in casu de ambachtsheren. Slechts enkele gevallen zijn bekend van het verkopen van eigendomsrechten op de grond vóór dat de betreffende polder werd ingedijkt. (9) In het begin exploiteerden veel grondeigenaren hun bezittingen met behulp van een zogenaamde kastelein of zetboer. Andere eigenaren verpachtten de grond. (10) In de loop van de tijd is er een geleidelijke verschuiving in de eigendomssituatie geweest: steeds meer boerderijen kwamen in handen van de boeren zelf. In het begin van deze eeuw waren nog slechts enkele boerderijen het eigendom van grootgrondbezitters. Thans is vrijwel alle landbouwgrond eigendom van de boeren. Geen van de ambachtsheren en grootgrondbezitters heeft ooit in 's-Heerenhoek gewoond. In een dergelijke situatie, waarin men zijn bezittingen niet verpacht maar voor eigen rekening exploiteert, verdwijnt de winst van de bedrijven uit de plaatselijke gemeenschap. Het is wellicht mede daaraan te wijten dat 's-Heerenhoek heel lang een arm dorp is gebleven. De aanwijzingen voor de algemene armoede zijn talrijk. (11) Ook andere factoren moeten hier een rol hebben gespeeld, want zelfs nog in 1955 was het inkomen per hoofd van de bevolking in 's-Heerenhoek het laagste van alle gemeenten in Zeeland. (12) De Hervormde gemeente is mede steeds onder deze armoede gebukt gegaan, veel meer dan de Katholieke parochie, omdat daartoe vanaf het begin een aantal kapitaal krachtige boeren hoorden. In 1827 werden „slechts vijf voorname en vier kleine hofsteden... door Hervormden bewoond, en onder de 5 eerstgenoemden is slechts eene door den eigenaar bewoond; de overige 4 worden of door pachters gebaant of door kasteleyns van afwezende eigenaars beheerd, welke laatsten niet veel meer dan dienstboden kunnen contribueren." (13) 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1988 | | pagina 20