wilde laten beslissen. Twee burgemeesters met vier schepenen hadden hun keus uitgebracht en de
baljuw met vijf schepenen hadden twee andere kandidaten daartegenover gesteld.
De baljuw meende als grafelijk officier het recht te hebben om te beslissen; de burgemeesters daar
entegen beweerden dat dit door de inhoud der privilegiën verboden was. De burgemeesters dreven
hun standpunt door, terwijl de baljuw zich beklaagde bij de Staten van Zeeland. Hij beschuldigde
op zijn beurt de burgemeesters "dat zij drinkgelagen van gemeene luiden hadden gedefroyeerd om
dezen tot oproerige bewegingen aantezetten, dat zij kogels hadden uitgedeeld aan de schutters, toen
er sprake van was, dat er gedeputeerden uit de Staten komen zouden, om de zaak te onderzoeken"
(8).
Uiteindelijk besloten de Staten de oude rentmeesters in functie te laten tot na een uitgebreid onder
zoek. Dit besluit werd in Goes op rekening geschreven van Dankerts. Daardoor groeide bij de
meerderheid der Goesenaren de haat tegen de baljuw en het kwam zo ver dat hij door een dreigende
menigte naar het Schuttershof der Colvreniers werd gebracht (9). Hier werd hij gedwongen om
zijn degen af te geven, ten teken dat hij afstand deed van zijn waardigheid. Na de gebeurtenissen
in 1658 schrijft Dankerts zelf hierover in een request aan de Staten van Zeeland:
"Vertoont met schuldige eerbiedigheit Bartholomeus Dankersse, Bailliu der Stede Goes, Uw edel
mogenden ootmoedige dienaer, hoe dat nu jaer en dagh geleden hij remonstrant door eenige
seditieuse en onstuimige burgers, vergezelschapt met diversche notabele Heeren en aanzynelijke
persoonen met gewelt uit zijn huis is gehaelt en geleidt in de schutterije van de Bussche, alwaer
hij remonstrant geforceert en gedwongen is geworden om zijn rapier af te leggen en sijn amt te
resigneeren, gelijk alle hetzelve Uw edel mogenden bij korte sommiere deductie voor deesen is
geremonstreert met ootmoedigh versoek dat Uw edel mogenden over deese violente proceduuren
zouden gelieven justitie te doen en den remonstrant te maintineeren in sijn amt en functie, te meer
alsoo den Heer van Ellewoutsdijck (bedoeld wordt Cornelis van Watervliet, baljuw van 18 april
1657 tot 29 januari 1659) zonder commissie van den Graef heeft onderstaen de voorszeide
Bailiuage zich aen te maetigen; op alle hetwelke Uw edel mogenden tot noch toe niet en hebben
gelieven te disponeeren, maer heeft den remonstrant 't sedert het afhaelen van zijn degen altijt
gefluctueert en buiten sijne familie moeten sukkelen en met de andere uitgeweke burgers, benevens
de stille ingesetenen van de stadt, geduurende die troubelen, in haere persoonen, vrouwen,
kinderen, en familien veel verdriet moeten lijden" (10).
Nadat Dankerts zijn degen was afgenomen was de bui pas goed losgebarsten. Op vele plaatsen in
de stad waren de meningen danig verdeeld. Het stadsbestuur zette dubbele wachten uit om te trach
ten de rust te herstellen.
Hevige onlusten
Dit zou misschien wel gelukt zijn, ware het niet, dat op de avond van dezelfde dag, 24 maart 1657,
in de 's-Heer Hendrikskinderenstraat een patrouille door de aanhangers van de baljuw was aan
gevallen. Deze aanval ontaardde in een bloedig gevecht, waarbij de kapitein van de burgerwacht.
Gillis van der Nisse en een andere burger, Jacob Gorsen, sneuvelden. Ter illustratie van de
stemming in Goes de laatste strofen van een "Weenklaghe over het wreedt en schrickelick
vermoorden van wijlen d'Edele en seer omsichtighe Heer Gillis van der Nissen, Heer van Weerde
etc. en den eersamen Jacob Gorsen, voorghevallen den XXIV Meert 1657":
"Maer Goessche Stadt, graveert in u gemoet,
Hoe seer ghij in dees mannen sijt gehouden.
Laet haer verdienst haer deught, en krijtend'bloet
Te geener uyr, in u gedacht verkouden.
7