Ook uit de leeftijdsopbouw naar modaliteit valt het overwegend recente karakter van de katho-
iisering af te leiden. De leeftijdspyramiden van de katholieken en protestanten vertonen globaal
genomen respectievelijk een convex en een concaaf verloop. Vooral als we de leeftijdsgroepen van
30 - 49 en van 50 en ouder met elkaar vergelijken valt het verschil op. Van de protestanten
behoorde 17.0% tot de eerste categorie en 16.7% tot de laatste, terwijl deze percentages bij de
katholieken respectievelijk 27.6 en 10.7 bedroegen. Het gevolg was dat de laatsten in de leeftijds
groep van 30 - 49 al in de meerderheid waren (54.4%), maar in die van 50 en ouder nog veruit
een minderheid vormden (31.6%).
Deze verschillen konden binnen het kader van een recente katholisering ontstaan doordat de
migratie over het algemeen op een betrekkelijk lage leeftijd plaatsvond. Van degenen die zich in
de periode 1804-1813 vestigden (uitgezonderd zij die in het laatste jaar nog geen twaalf waren)
was driekwart bij aankomst in de gemeente jonger dan 35 en nog geen 10% 50 of ouder. Met een
percentage van ruim 40 stond de leeftijdsgroep van 20 - 29 bovenaan, terwijl de mediane leeftijd
26 bedroeg. De vraag is nu nog hoeveel het aandeel van de katholieken in de bevolking van
's-Heerenhoek bedroeg toen de kerk er gebouwd werd. Wanneer we aannemen dat de katholisering
in de periode 1797-1813 in hetzelfde tempo verliep als tussen het laatste jaar en 1829, komen we
op circa 30% uit. Een andere indicatie vormt het percentage katholieken van het gedeelte van de
bevolking van 1797 dat in 1813 nog aanwezig was. Dit bedroeg 34. Aangezien er ook relatief meer
protestanten weggetrokken zullen zijn dan katholieken, is dit getal voor de situatie in eerstgenoemd
jaar vermoedelijk eerder te hoog dan te laag.
4.b. De periode 1813-1849: de katholisering schrijdt voort
Om het verdere verloop van de katholisering van 's-Heerenhoek in de eerste helft van de negen
tiende eeuw in relatie met de beroepstructuur te bestuderen, is behalve van het bevolkingsregister
van 1813 gebruikgemaakt van die van 1837 en 1849 (21). Daarbij beperkten we ons tot de manne
lijke bevolking van 15 jaar en ouder. Van de jeugdigen hieronder wordt in de registers van 1837
en 1849 niet altijd een beroep opgegeven. Degenen voor wie dit gold, werden bij de beroepsgroep
van hun gezinshoofd ingedeeld. Om het beeld niet te zeer te verbrokkelen werden in eerste instantie
slechts drie categorieën onderscheiden, namelijk: boeren (inclusief gezinsleden), arbeiders, d.w.z.
dagloners en boerenknechten samen, en middenstand en dienstensector.
Tabel 11 geeft de kwantitatieve ontwikkeling van deze groepen, gerelateerd aan de twee modali
teiten weer.
Tabel 11.
Kwantitatieve ontwikkeling per beroepsgroep met procentuele verdeling naar modaliteit.
Mannelijke bevolking boven de 14 jaar, 's-Heerenhoek, 1813, 1837, 1849
1813
1837
1849
abs.
abs.
abs.
r.k.
prot.
tot.
r.k.
prot.
tot.
r.k.
prot.
tot.
Boeren
30
70
20
78
22
18
69
31
16
Arbeiders
42
58
107
59
41
140
24
24
154
M.st. dienst.
29
71
34
48
52
65
63
37
81
Totaal
38
62
161
57
43
223
71
29
251
83