dat doosje voorhanden waren tot een bedrag van 35,50. Heb je nu niets meer? Wacht blijf zitten. Ik zal je doosje wel eens wegzetten, bij het wegzetten komen zijn handen in aanraking met een zakje. Kom ga nog eens zitten. Je bent nog rijker als je weet, en nogmaals werden 2,50 uitgeteld" (28). Een jaar later werd de weduwe Visser opgezocht na een anonieme tip, dat zij ten onrechte een uitkering genoot. De vrouw werd onder handen genomen en verteld, "dat het voor haar een schande was zoo 2 groote zoons in huis te houden die best hun moeder van 't Armbestuur konden houden De eene zoon moge een prompte en fatsoenlijke jongen zijn, de andere daarentegen kan daar niet op roemen, hij eet en drinkt, laat zich door moeder bedienen, doch kan niet tegenstaande hij opperman is weinig of niets inbrengen, doch wel in herbergen loopen" (29). De diakonie besloot het gezin van verdere bedeling te onthouden" (30). Het gedrag van de bedeelden werd nauwlettend in de gaten gehouden, niet alleen op straat maar ook thuis. Zo bracht diaken Sloover verslag uit van het bezoek aan de weduwe J.P. Meylen en berichtte, dat het bij de vrouw "weer evenals de vorige keer een zéér smerige troep (was), het was toch na den middag 3 uren en er was letterlijk niets aan kant". De bedeelde diende de armbestuurder echter van repliek: '"t zou eens te bezien staan hoe het er bij jou uit zou zien als je vrouw met 6,— huis moest houden" (31). Een jaar later werd de bedeelde A. van de Mark buiten Goes gesignaleerd. Een diaken vertelde: "Toen ik onlangs te Ierseke was, zag ik juist v.d. Mark uit de herberg komen, 't Was juist tussen de middag, dit maakte bij mij een zéér slechten indruk" (32). Kroegbezoek, luiheid en zedeloosheid werden vaak in één adem genoemd en waren voor de...-zeSel armbestuurders gegronde redenen iemand van verdere ondersteuning uit te sluiten. In 1890 werd gedreigd de bedeling van J.P. Maartense in te trekken, daar deze zich 's zondags "onledig hield om in de herberg kaart te spelen" (33). J.M. van Lindonk was al in 1863 van de bedelingsrol afgevoerd wegens "harer zedeloosheid bevindende zij zich ongehuwd in zwangere toestand" (34). De kinderen van de armen ontsnapten evenmin aan de controle van de diakenen. Meermalen werden hun ouders onderhouden over het slechte kerk- en of schoolbezoek en met intrekking van de uitkering gedreigd. Zo werd in 1909 met de weduwe Meyer gesproken "over het onderwijs harer kinderen, die nog steeds de openbare school bezoeken". Ondanks protesten van de vrouw verplichtten de diakenen haar de kinderen naar een Christelijke school te sturen (35). Hetzelfde jaar werd een andere ondersteunde door de diakonie op het matje geroepen "om haar een laatste vermaning te geven omtrent het kerkbezoek harer kinderen, daar Diakenen verpligt zijn zoo daar niet aan voldaan wordt andere maatregelen te nemen" (36). Ook het gedrag van de kinderen buitenshuis werd in sommige gevallen onder de loep genomen. Over de dochter van P. de Dreu werd bijvoorbeeld opgemerkt, "dat die 's-avonds wel op plaatsen kwam waar 't beter was weg te blijven" (37). Maakte een ondersteunde het te bont, aarzelde de diakonie geen moment de bedeling onmiddellijk stop te zetten. Dit overkwam de weduw Saarloos in 1894. De diakenen hadden van de buren vernomen, dat er bij de vrouw thuis een ongeluk was gebeurd, "althans 't was of men een val had gehoord, en daarna gekerm". De armbestuurders gingen er op af, kwamen bij het huis aan, "doch daar alles gesloten en gegrendeld was, kon men alleen door een raampje haar zien liggen, en meenden beiden dat zij dood was Spoedig evenwel bemerkten zij dat ze niet dood doch aan 't gebruik van sterken drank lijdende was Over den smerigen toestand waarin zij bij de komst der broeders is gevonden, zal de praeses maar niet verder uitweiden als zijnde beneden alle kritiek en meer beestachtig dan wel menschelijk. Latere mededeelingen door vertrouwbare buren gewagen van verregaande onwelvoegelijkheid. Onder meer: Diakenen hadden om redenen er een massa menschen en kinderen naar binnen zagen, 't gordijn laten zakken, toen ze op bed was gelegd, 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1985 | | pagina 45