zou worden, zijn post op het Goese stadhuis met geweld te gaan innemen. Dit nu was een voorstel
waarvoor Dankerts geen steun kon krijgen. Hij wachtte evenwel de beslissing over zijn voorstel
niet af en zoals Piccardt schrijft: "In de maand Mei van 1658 verscheen hij plotseling in gezelschap
van eenige uitgewekenen en van enkele krijgslieden voor de Oostpoort, onverschrokken trok hij
voort naar het stadhuis en meende de gemoederen tot erkentenis van zijn regt op de eenmaal
nedergelegde bediening te zullen dwingen" (15).
Uit de door een aantal mensen, die bij de ontwikkelingen betrokken waren geraakt, afgelegde
verklaringen blijkt, dat de actie in de nacht van 16 op 17 mei 1658 niet zo plotseling kwam als
Piccardt veronderstelt en zeker niet volledig uit de lucht kwam vallen. Er was duidelijk een periode
van, mogelijk wat provisorische voorbereiding aan vooraf gegaan.
Heel wat wijzer over de voorbereidingen worden we uit de verklaring van Marinus Laurissen,
afgelegd op woensdag 22 mei 1658 (16). Marinus Laurissen, oud 28 jaar, is herbergier in de
herberg de Swane te Wemeldinge. Te zijnen huize was al geruime tijd geleden een bijeenkomst
belegd door Bartolomeus Dankerts, Quirijn van de Moere en B. van den Steene, "die alsdan
gemeenelijck geseghden Davit Gillissen bij haer ontboden geweest waeren."
David Gillissen speelt verder een zeer belangrijke rol in het geheel. Hij geniet kennelijk het
volledige vertrouwen van Dankerts. Wie is David Gillissen eigenlijk? We weten er niet al te veel
van. Hij woont in Wemeldinge, waar zijn levenswandel niet geheel onbesproken is. In 1648 is aan
hem de toegang tot het avondmaal ontzegd en wordt hij verder berispt vanwege een ruzie met
Marinus Marinussen (17).
Hij is niet onbemiddeld, waarschijnlijk een welgestelde boer. Aan Jan Willemssen leent hij geld
op interest en hij is ook duidelijk degene die de tweede man van Wemeldinge, Jan Willemssen,
bij het hele avontuur betrekt.
Jan Willemssen, geboortig van Ovezande, is 36 jaar oud en woont in de Maalcote (18). Hij
verklaart te Wemeldinge op 5 juni 1658 voor Mr. Johan van Stapelen, burgemeester en Cornelis
Braengendijcke, schepen, dat hij met David Gillissen "gegaen is naer de L. Vrouwepolder om
B. Danckerts ende Quirijn van de Moere aldaer te vinden. Dat David Gillissen met
B. Danckerts ontrent een halff uyr gewandelt hebbende, bij hem is wedergecomen seggende
willen wij vertrecken wij hebben verre te gaen. Dat ten selvegen dage binnen Cruijninghe
B. Danckersse en Q. v.d. Moere in de herberge sijn gecomen daer sij waeren, maer nergens
van is gesproken. Maer dat ontrent meye naer sijn besten onthoude van D. Gillissen is ver-
soght gewerden om met hem voor geselschap naer Hoedekenskerke te gaen ende in het weder-
keeren gevraecht of den Bailliu ter Goes in sijn ampt herstelt wierde, hij deposant wel mede
soude gaen kijcken ende daer op geantwoort heeft, dat hij wel mede wilde gaan kijcken."
(19).
Overleg te Kruiningen
Terug naar de verklaring van Marinus Laurissen. Hij wordt door David Gillissen verzocht, volgens
zijn verklaring van 22 mei "ontrent drye weken geleden", om hem te vergezellen op een tocht
naar Kruiningen. Hij weigert en zegt "ick ben krepel". David Gillissen blijft aandringen en dan
gaan ze op pad. Na een kwartier gelopen te hebben wordt het Marinus Laurissen te veel en hij zegt
dan "ick wil nu nyet verder mede gaen, of gij suit mij seggen wat gij mij te spreken hebt".
David Gillissen vertelt dan dat de baljuw - Bartolomeus Dankerts - een akte van garantie van de
Staten van Zeeland heeft gekregen om zoveel soldaten naar Goes te brengen als hij nodig acht om
hem "in sijn voorige plaetse te herstellen."
Hij voegt daar verder aan toe dat "den voorseyden Bailliu hem versocht hadde, ten eynde hij
10