DE MEESTOOF "IN DE VLUGT" TE NISSE, 1860-1893 (1) door J.A. Mol Inleiding De ondergang van de meekrapcultuur in de tweede helft van de negentiende eeuw is één van de meest bekende feiten uit de geschiedenis van de provincie Zeeland. De oorzaak van dit einde is even duidelijk als eenvoudig: na 1872 wist de nog jonge chemische industrie de op synthetische wijze gewonnen rode kleurstof goedkoper op de markt te brengen dan de meekraptelers, wier plantaardig product bovendien lang niet zo constant van kwaliteit was (2). De gevolgen zijn uitvoerig beschreven: enerzijds grote verliezen voor telers, meestoofeigenaren, handelaars en toeleveringsbedrijven, en anderzijds een geweldig verlies aan arbeidsplaatsen, zo wel in de meestoven als op het land, waar de meekrapteelt het gehele seizoen door talloze han den had vereist bij het kiemen zetten, wieden, mesten, delven en toedekken (3). De klap was volgens Bouman zo groot dat sommige streken van Zeeland in de jaren zeventig reeds in crisis omstandigheden verkeerden voordat de grote landbouwcrisis werkelijk aangebroken was. Zo bezien heeft de neergang van het meekrapbedrijf iets actueel-herkenbaars en ook iets dra matisch. Dramatisch vooral om de onverbiddelijkheid waarmee wetenschap en techniek in hun vooruitgang binnen enkele jaren een eeuwenoud bedrijf ten onder hebben doen gaan. Het thema blijft daarom boeien. De vraag, die ons hier bezighoudt is, of de verliezen voor de boeren werkelijk zo enorm ge weest zijn; meer in het bijzonder de verliezen, die zij als meestoofeigenaren hebben moeten in casseren. Het verhaal van "DE EENDRACHT" te Wolphaartsdijk (1871-1878), waarvan de eigenaren ieder uiteindelijk f 750,— op de hele onderneming hebben moeten toeleggen, is in middels bekend (4). Maar voor deze stoof, één van de laatste uit een hele serie die van 1850 tot 1872 in Zuid-Beveland verrees, was het kort dag. Het merendeel van deze serie meestoven heeft langer kunnen draaien dan "DE EENDRACHT". Kan men nu van hen ook zeggen dat ze alleen maar tegenspoed hebben gekend? Voor de meestoof "IN DE VLUGT", die vanwege zijn eerdere bouw in 1860 maatgevend voor de vroege stoven uit deze rij geacht mag worden, willen we deze vraag beantwoorden. Buiten de bedrijfsresultaten en het financiële beleid, welke daartoe de meeste zeggingskracht hebben, willen we ook enkele gebeurtenissen uit het bestaan van de stoof belichten, die een indruk geven van de sfeer die hier in deze jaren rondom het meekrapbedrijf hing. Daarbij zal ook de positie van de boekhouder van de meestoof ter sprake komen. Een aantal originele in ver schillende takken van de familie bewaard gebleven stukken staat ons hiertoe ter beschikking. Het betreft ondermeer de boekhouding van "IN DE VLUGT", welke met enkele grote lacunes voor de latere jaren tot 1875 loopt, en het notulenboek van de deelhebbersvergaderingen, dat bij 1871 plotseling ophoudt (5). Om de gegevens hieruit op waarde te kunnen schatten hebben we nog ter vergelijking de stoofboeken geraadpleegd van de meestoof "DE EENDRAGT" te Oosterland op Duiveland (6). De opbloei van het meekrapbedrijf op Zuid-Beveland, 1850-1872 De oudere historici die over de meekrap schreven, hebben wellicht onder de indruk van de uiteindelijke neergang nauwelijks de opmerkelijke opleving van teelt en nering in het derde kwart van de negentiende eeuw gesignaleerd (7). 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1982 | | pagina 60