De sociale konflikten
Voor alle duidelijkheid moet gesteld worden dat op één uitzondering na in Colijnsplaat zelf
nooit konfrontaties geweest zijn tussen werkgevers en arbeiders op het gebied van werkom
standigheden, salariëring, en dergelijke. Alleen in 1916 legden de arbeiders die aan de haven-
dam werkten het werk neer. Hun voornaamste eis was een loonsverhoging van f 2,50 naar
f 2,75 per dag. In die tijd was er op andere plaatsen volop werk, dat goed betaald werd, en nog
voordat de staking eigenlijk begonnen was, waren de arbeiders elders al tegen hun gevraagde
salaris aan het werk (118).
In konflikten buiten de eigen gemeenschap hebben Colijnsplaatse werknemers wel een rol ge
speeld, een rol waarbij de nodige kanttekeningen geplaatst kunnen worden. In 1890 staakten
de steenlossers in Zierikzee hun werkzaamheden aan de havendam van die stad. Onder meer te
Colijnsplaat werden werklieden aangeworven om dit werk over te nemen. Ongeveer 17 perso
nen besloten naar Zierikzee te gaan om voor 40 cent per dag te gaan werken. Tijdens de over
vaart over de Oosterschelde bedachten 5 arbeiders zich, beducht voor moeilijkheden met het
werkvolk op Schouwen. De overigen besloten toen ook maar om terug naar huis te gaan (119).
In Rotterdam brak in 1920 een grootscheepse staking uit in het havenbedrijf. Ook nu weer
werden overal vandaan arbeiders gezocht die als onderkruipers wilden gaan werken op stillig
gende bedrijven. Vanuit Noord-Beveland heten 32 personen zich naar de Maasstad voeren,
waarvan er 8 uit Colijnsplaat kwamen (120). Hetzelfde herhaalde zich in 1929. Toen lagen in
Zaandam de houtfabrieken stil. Niet minder dan 22 werklieden uit Colijnsplaat lieten zich
naar Noord-Holland vervoeren om de staking aldaar te breken (121).
Werkloosheid
Regelmatig kwam het verschijnsel werkloosheid voor in de agrarische Colijnsplaatse gemeen
schap. Vooral in de wintermaanden hadden veel arbeiders weinig of niets meer te doen, en
hadden dan ook vrijwel geen inkomsten. De vaste landarbeiders waren ongeveer vanaf begin
december tot half maart zonder werk, de losse arbeiders zaten vaak nog een maand langer zon
der. Ook schilders en metselaars hadden dikwijls geruime tijd niets om handen. Het dijkwerk
dat in opdracht van de polder verricht moest worden gaf maar aan een kleine groep werk. Over
het algemeen werd door het gemeentebestuur niets ondernomen om deze problemen op te los
sen. Deze houding was gebaseerd op de gedachte, dat als de arbeiders in de zomer redelijk
goed verdiend hadden, ze de winter wel door konden komen (122). Als de armoede teveel toe
nam werden er wel manieren gezocht om de werkloosheid tegen te gaan. De voornaamste
werkverschaffing tot aan het begin van de grote ekonomische krisis was het afvoeren van
losse grond van de haven naar de kerkgracht. Met het inschepen van suikerbieten bleef veel
zand op de kade achter, dat in de maanden na de bietenkampagne moest worden verwijderd
(123). In de maanden voor de krisis viel reeds een toename van het aantal werklozen te
bespeuren. In 1929 vroegen 50 werkloze arbeiders aan het gemeentebestuur om werk. In
afwachting van verdere maatregelen werd alvast besloten om een aantal van hen sneeuw te
laten ruimen en erwten te laten lezen (124).
De '30er jaren staan bekend als de krisisjaren. Voor de arbeidsomstandigheden in Colijnsplaat
in die tijd is deze omschrijving zeker niet overdreven. Tal van verzoeken om een steunregeling,
of in ieder geval toch werkverschaffing, werden in die jaren aan het gemeentebestuur gezon
den. Begin 1931 schreven zo'n 30 werkloze kostwinners, van wie een aantal "2, 3, 4, 5, 6,
zelfs 10 minderjarige kinders hebben" een uitvoerig verzoekschrift aan de gemeenteraad, waar
in ze vroegen om werk of om steun.
95