Na het reglement aangehaald te hebben, stelde hij: als het eigenbelang een bezwaar is voor par ticuliere reders, is het onbegrijpelijk dat er lieden zijn die hun meede in Ellewoutsdijk laten be werken, omdat de meestoof daar in handen is van één man die zijn zoon tot boekhouder aan gesteld heeft. Er heeft, zo betoogde hij verder, nog nooit iemand aanmerkingen op de jaarreke ningen gemaakt, ja zelfs heeft nog nooit iemand om verduidelijking gevraagd. Het is kleingees tig bovendien om zich aan praatjes te storen, die toch altijd afkomstig zijn van onsoliede figu ren die zelf niet te vertrouwen zijn. En de mensen zijn zonderling: neem nu Christiaan Hoffius (eens aandeelhouder) die tot voor kort altijd gewoon was zijn meekrap in Goes te laten bewer ken hoewel hem altijd een lotingsbiljet voor de stoof in Nisse werd toegezonden; nu men hem uiteindelijk maar van de lijst heeft geschrapt en hem geen lotingsbiljet heeft toegezonden, staat hij uitgerekend weer met zijn meekrap bij ons voor de deur Zo bouwde Adriaan Vaar zijn argumentenreeks op, die hij afsloot met de retorische opmerking dat het hem toch niet schelen kon of hij nu tot boekhouder werd verkozen, of dat een ander werd benoemd. Het maakte indruk, want hij werd met acht stemmen herkozen, terwijl hijzelf niet meestemde. Het kan zijn dat in de tegenkanting van de beide De Jonge's, van Remijn en soms ook van De Winter nog de oude vijandschap tussen katholieke en protestantse boeren een rol speelde. Adriaan Vaar was overtuigd hervormd, terwijl bovengenoemde vier Rooms-katholiek waren. Aan de andere kant was het zo dat een katholieke mede-aandeelhouder als Jan Acda steeds Adriaan Vaar steunde. Het kan ook zijn dat het optreden van Vaar te nadrukkelijk is geweest. Hoe dan ook de uitslag van de vergadering van 1869 bewijst dat de meerderheid der deelheb bers vertrouwen in hem bleef houden als administrateur en manager van zijn en hun onderne ming. Bedrijfsresultaten en financieel beleid De meestoof "IN DE VLUGT" was als alle andere meestoven een eenvoudig bedrijf. Tegen vastgestelde tarieven werd er de aangevoerde meede verwerkt of "gereed" tot meekrap in ver schillende soorten en kwaliteiten volgens de wensen van de teler, die na de afwerking vrijelijk over het product kon beschikken. Tegen vergoeding leverde de meestoof ook vaten en baai- zakken, en verder stelde de stoof zolderruimte beschikbaar voor diegene die zijn goed nog een poosje wilde bewaren alvorens het te verkopen. In de stoof kwamen van tijd tot tijd meekrap handelaars langs om verschillende partijen te keuren en stellig ook om ter plaatse meekrap te kopen. Artikel twintig van het lotingsreglement zegt tenminste dat de droger er door de reders van in kennis gesteld moet worden of hij monsters mag afgeven: "Bij stilzwijgen voldoet hij aan handelaars verzoeken". De telers konden van de stoof ook monstersflesjes huren voor een dubbeltje per stuk. Verder ging de dienstverlening echter niet. Met de verkoop of met de han del had de maatschappij zelf niets te maken. Verliezen of winsten bij verkoop kwamen altijd voor rekening van de teler. De uitgaven van de meestoof betroffen voornamelijk arbeidslonen en brandstofkosten. De inkomsten bestonden grotendeels uit de opbrengsten van de reedhuur; dat is te zeggen uit de kosten die door de telers voor de bewerking van de meekrap per kilo afgewerkt product be taald moesten worden. De hoogte van de inkomsten was dus afhankelijk van de hoeveelheid aangevoerde en verwerkte meekrap, en de grootte van deze hoeveelheid was op haar beurt weer afhankelijk van de oppervlakte uitgezette meekrap, alsmede van de oogstopbrengst die per jaar natuurlijk wisselend was. Bedenken we daarbij dat het areaal delfbare meekrap twee of drie jaar tevoren uitgezet was door de telers op basis van hun prijsverwachtingen van dat moment. 73

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1982 | | pagina 75