Zo is deze uit de hand gelopen zaak in der minne geschikt. Van verdere moeilijkheden met de droger of andere werknemers blijkt niets in de notulen van de volgende vergaderingen. Slechts de proceskosten voor mr. Blaaubeen a raison van f 20,— in de jaarrekening van 1866 herinneren aan de affaire. De tegenaanval van Johannis Dane moet effectief geweest zijn. Adriaan Vaar en de deelhebbersvereniging De naam van Adriaan Vaar is inmiddels al vele malen gevallen. Hij was een belangrijk man voor de meestoof, zo goed als de meestoof belangrijk voor hem was. Het feit dat hij het archief van "IN DE VLUGT" bewaarde, zegt daarover al iets. We willen daarom even bij zijn optreden als boekhouder en mede-eigenaar stilstaan (39). Hoewel het nergens zwart op wit staat, moet hij als de initiatiefnemer van de meestoof aange duid worden. Alle beschikbare gegevens wijzen immers in zijn richting: zijn grondleverantie, het leggen van de eerste steen, zijn directe benoeming tot boekhouder, en het feit dat hij twee van de zestien aandelen en daarna nog eens vier kleine "akties" nam. Het kan geen toeval zijn dat hij in de oprichtingsakte als eerste van de vennoten wordt genoemd met nog eens zes per sonen uit Oudelande na hem. Dat de drie niet-boeren onder de deelhebbers juist uit dit dorp kwamen, lijkt te wijzen op zijn wervings- en overredingskracht. Al vlug overigens kocht hij hun aandelen zelf op, althans die van de bakker en van de geneesheer. Het betekende dat hij de be langrijkste aandeelhouder werd: in 1861 had hij er drie na de aankoop van Dikkenberg's aan deel, in 1862 met dat van Hoffius vier, in 1864 met dat van Overbeeke vijf en in 1865 met dat van Van den Bree tenslotte zes. Alleen Jan Acda en Pieter de Jonge verwierven buiten A. Vaar zich nog extra aandelen, zij het ieder slechts één. Adriaan Vaar omstreeks 1871. (N. Groot) 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1982 | | pagina 72