beleggen, waarin opnieuw over de kwestie gesproken kon worden. Zulks geschiedde op 14 juni 1865. Nadat boekhouder Adriaan Vaar als voorzitter de vergadering had geopend, kreeg Blaaubeen van hem meteen het woord. Naar we uit het proces-verbaal, dat van de bijeenkomst is gemaakt en letterlijk in het notulenboek is overgeschreven, lezen, torpedeerde hij in een ge degen betoog het hele verhaal van Pieter de Jonge met trefzekere argumenten, zodat er van de beschuldiging niets meer overeind bleef staan. Een eigen onderzoek van Blaaubeen had aan het licht gebracht dat het door Hochart geanalyseerde monster, dat hem door de machinist Van der Weele was gebracht, geen monster uit de aardhoop, maar een monster mul was en ook als zodanig omschreven. De apotheker Hochart had trouwens geen lapjes met het monster geverfd; de ter tafel gebrachte lapjes moesten dus door een ander geverfd zijn geweest. Een monster uit de bewuste aardhoop, door een officieel persoon in het bijzijn van twee getuigen bij de hofstede van Pieter de Jonge genomen, bleek na onderzoek door diezelfde Hochart niet meer dan drie procent zuiver meede te bevatten. De conclusie van Blaaubeen luidde dan ook logisch: het monster is bij vergissing of opzettelijk verwisseld met een monster muilen. Bewijst dit al de onschuld van de droger, zo redeneerde Blaaubeen verder, de aantijging zelf bevat zovele onwaarschijnlijkheden dat eigen lijk niet goed te begrijpen is hoe de eigenaren er geloof aan hebben kunnen hechten. Een hoe veelheid van 48 procent krap in een aardhoop moet toch alleen al door de kleur makkelijk waar te nemen zijn. Onbegrijpelijk zou het dan toch zijn dat een koper zo'n waardevol goed voor zo weinig geld zou verkrijgen en dan het bovendien nog over zijn land uitspreiden. Bij na vraag was ook gebleken dat de vaten muilen van de meestoof "IN DE VLUGT" van dat jaar op één na alle door een meehandelaar uit Goes gekocht waren en niet één van deze had zelfs maar een gehalte van 48 procent meede gehad. Het is toch uiterst onwaarschijnlijk dat de aarde van de stoof meer intrinsieke waarde zou hebben dan de muilen! Tenslotte berekende Blaaubeen, ten overvloede, dat, wanneer de aardhoop die 70 voeren van 2000 kg groot was, werkelijk 48 procent meede bevat zou hebben, daarin 77200 kg meekrap vervat zou zijn geweest,".alzoo meer dan in de afgeloopene teelt in eenige naburige stoof is gereed geworden". Een en ander samenvattend, overwoog Mr. Blaaubeen dat het niet moeilijk zou zijn om via de rechter de eigenaars te dwingen tot schadevergoeding aan, en tot eerherstel van de droger. Maar daardoor zou deze treurige zaak nog meer ruchtbaarheid krijgen, en daar zouden de eige naren toch wel geen prijs op stellen. Reden waarom hij een minnelijke schikking voorstelde, inhoudende: 1) ongegrond verklaring door de vergadering van de ingebrachte aantijgingen tegen de droger, 2) onschuldig verklaring van deze, 3) vergoeding van gemaakte onkosten, en 4) uitreiking op schrift van een proces-verbaal van het op de vergadering behandelde en beslo- tene; dit gezegeld en ondertekend. De heren portionarissen zijn wijselijk op de voorstellen ingegaan. Met algemene stemmen werd eerst de beschuldiging ongegrond en derhalve de droger onschuldig verklaard; met meer derheid van stemmen werd besloten de droger zijn onkosten te vergoeden, en weer met alge mene stemmen werd tot uitreiking van een proces-verbaal geaccordeerd. Maar daarmee was men nog niet klaar, want het ontslag van Dane - uiteindelijk het resultaat van de verdacht making - was nog niet herzien. De voorzitter bracht tenslotte ook dit in stemming. Aangezien één deelhebber afwezig was en er één stem wegens splitsing niet uitgebracht kon worden, kon den er slechts veertien stemmen geteld worden. Dit keer aarzelde Adriaan Vaar, die eerder maar twee stemmen had gebruikt, niet om al zijn vijf stemmen in te zetten. De uitslag, die nauwkeurig door Vaar is genoteerd, bleek gunstig voor de droger, al bleven er drie deelhebbers volharden in hun vijandigheid jegens hem: het werd tien tegen vier; D. de Jonge, A. de Winter en P. de Jonge bleven koppig, de eerste twee met één stem, de laatste met twee. 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1982 | | pagina 71