De deelhebbers verplichtten zich voorts om al hun meede, zo zij die hadden, te laten reden in
de nieuwe stoof, ook als men de meede op de spade had verkocht, dan wel zijn gehele meeland
had verhuurd. Een boeteclausule voor het niet meeverbouwen, zoals "DE EENDRAGT" te
Oosterland die kende, treffen we hier niet aan; vermoedelijk omdat men voor de aanvoer van
meekrap voor het grootste deel toch aangewezen was op de zogenaamde buitenreders of niet-
deelhebbers. Bovendien zouden de geneesheer, de bakker en de timmerman als vennoten dan
voortdurend hebben moeten betalen. Wel waren deze genoodzaakt om bij te dragen in de
kosten van het steenkool en turf rijden, dat de boeren-deelhebbers aanvankelijk zelf op zich
hadden genomen om kosten te sparen.
Op de eerste bijeenkomst werd ook een bestuur gekozen: Adriaan Vaar werd boekhouder,
Jacob Meeuwse commissaris en Pieter de Winter directeur (23). Dat één van de portionarissen
als boekhouder fungeerde, was niet ongewoon. De termijn van aanstelling wilde per meestoof
wel verschillen. In "DE EENDRAGT" te Oosterland bijvoorbeeld kreeg de boekhouder een
opdracht voor tien jaar. Elders in Schouwen-Duiveland werd in de meeste gevallen de functie
bij toerbeurt door alle deelhebbers waargenomen voor zoveel jaren als ze porties hadden (24).
In Nisse werd de boekhouder samen met de directeur en de commissaris elk jaar opnieuw ver
kozen. Zijn taak was niet onbelangrijk: hij administreerde en registreerde de aanvoer en de be
werking van de hoeveelheden meekrap, organiseerde de loting, beheerde de kasmiddelen en
hield een oppervlakkig toezicht op de dagelijkse gang van zaken. De eerste en tweede commis
saris moesten hem assisteren en controleren. De leiding berustte in naam bij de eerste commis
saris of directeur, maar was in de praktijk in handen van de boekhouder. Adriaan Vaar was
vanaf het begin belast met de organisatie en het toezicht op het verloop van de bouw. Tot
salaris werd hem f 100,— per jaar toegekend, terwijl de directeur en de commissaris ieder
f 12,— toebedeeld kregen.
De technische leiding van een meestoof berustte altijd bij de droger. Hij had de verantwoor
ding voor het hele verwerkingsproces, van het binnenvoeren van de groene meede in de koude
stoof tot aan de aflevering van volgestouwde vaten en balen hardgoed enracine. Hij bepaalde
bijvoorbeeld hoe lang de wortels gedroogd moesten worden, hetgeen voor het uiteindelijke
kleuringsresultaat van de krap van het grootste belang was. Tevens regelde hij, zij het met toe
stemming van het bestuur, de aanneming en de dienst van het werkvolk, dat is te zeggen van
de op- en afdoeners, de lieden die de wortels in de droogtoren steeds op de verschillende
droogplateau's moesten uitspreiden en weer weghalen. De machinist en de stamper werden
overigens door het bestuur aangesteld. Voor de te bouwen stoof in Nisse moet de drogers-
functie al vrij snel na de eerste vergadering toegewezen zijn aan Johannis Dane uit Sint-Anna-
land, die blijkens zijn getuigschrift van 26/6/1860 tot volle tevredenheid van de boekhouder
van de meestoof "DE KROON" te Steenbergen daar zeven jaar als stamper werkzaam was ge
weest. Een braaf oppassend en ijverig werkman" wordt hij in de aanbeveling genoemd.
Zoals te doen gebruikelijk werd hem geen vast jaarloon toegekend, maar kreeg hij naar rato
van de productie uitbetaald. Volgens de rekening van 1861 ontving hij voor elke 500 kg onbe-
roofde krap f 2,40, voor muilen f 2,—, voor overgestampte muilen van onberoofde en racine
respectievelijk f 1,50 en f 1,25. Als stamper werd Leendert Dane aangenomen, waarschijnlijk
een broer van Johannis. Hij kreeg ook per verwerkte hoeveelheid en per variëteit uitbetaald,
respectievelijk f 1,70, f 1,50 f 1,20 en f 1,—. Het eerste jaar werden er al drie machinisten aan
genomen, de eerste (die het waarschijnlijk de anderen moest leren) voor f 0,25 per uur, de
tweede voor f 0,80 per dag en de derde, vermoedelijk een hulpje, voor f 0,4214 per dag.
Was het in dienst nemen van het personeel één van de eerste karweien van het bestuur, men zal
toch wel begonnen zijn met de organisatie van de bouw.
63