1866; en last but not least de in 1860 opgetrokken meestoof "IN DE VLUGT" te Nisse (20). Dat er zoveel stoven niet voorkomen op het "Zuid-Bevelandlijstje" van Wiskerke doet enige twijfel rijzen ten aanzien van de waarde van zijn cijfers betreffende de aantallen meestoven in andere streken. Men kan het hem echter niet kwalijk nemen, dat hij in 1870 en 1871 gebouw de stoven niet opgemerkt heeft. Niettemin zegt deze serie wel iets over de opbloei van de mee krapcultuur in deze streek na 1850. Uitgezonderd de stoof te Ellewoutsdijk is het ook voor de niet te dateren stoven aannemelijk dat ze na dat jaar verrezen zijn. Recapitulerend komen we op 4 9 13 meestoven en garancinefabrieken die tussen 1850 en 1872 in Zuid-Beveland ge bouwd zijn. Het cijfer zegt nog meer als we bedenken dat de drie of vier garancinefabrieken van de meekrapfabriek te Wemeldinge is het onduidelijk of het om een meestoof of om een garancinefabriek gaat een veel grotere capaciteit bezaten dan de gewone stoven. Negentien meestoven in 1872, tegen acht in 1850, inclusief de stoof te Ellewoutsdijk: het duidt op een forse uitbreiding van de teelt, forser dan men tot nu toe aangenomen heeft. Het begin van de meestoof te Nisse De kapitaalkrachtige lieden die op 6 juni 1860 ergens in Oudelande of Nisse bij elkaar kwamen om te besluiten een meestoof op te richten tot het bereiden van meekrappoeder met eene machine", waren dus niet de eersten in Zuid-Beveland die een dergelijk initiatief namen; ze zouden ook niet de laatsten zijn. Met naam en en toenaam worden ze in de oprichtingsakte genoemd: "Adriaan Vaar, Comelis Meeuwse, Laurus Overbeeke, Jacob Meeuwse, landbouwers, Pieter Nicolaas Dikkenberg, broodbakker, Willem van Strien, timmerman, Anthonie Bernard van den Bree, geneesheer, allen te Oudelande woonachtig; Christiaan Hoffius, particulier, Jan Acda, landbouwer, beide onder Baarland; Pieter Aelbrecht de Jonge, Pieter Adriaanse de Win ter, beide landbouwers onder Nisse; Dignus Pieterse de Jonge, Jacobus Nieuwenhuize, land bouwers onder Ovezand; en Adriaan Huige, landbouwer onder Hoedekenskerke". De op te richten stoof werd door hen meteen al van een naam voorzien. Dat zou als volgt in zijn werk gegaan zijn. Vóór het begin van de vergadering was men druk doende daarover te beraadslagen, toen Adriaan Vaar binnenkwam; op de vraag welke naam hij in zijn gedachten had, antwoordde deze: 'k gin tied e-had om dae-over nae te dienke, 'k bin in de vlucht ier nae toe e-komme". Een goede naam, "in de vlucht" riep iemand en ieder ging er terstond mee accoora (21). Voor de financiering werd in eerste instantie besloten een kapitaal van f 16000,— bijeen te brengen, verdeeld over zestien aandelen van f 1000,—. Ieder van de veertien genoemden nam één aandeel, terwijl Adriaan Vaar en Jacob Meeuwse er nog één extra voor hun rekening namen. Met deze opzet volgde men de partendeling in zestienen van het oude meekrapbedrijf (22). Er werd ook in de verdere organisatieregeling nauwelijks van de traditie afgeweken. Ken merkend is dat de aandeelhoudersvereniging geen rechtspersoonlijkheid bezat; iedere vennoot was voor zijn evenredig aandeel of portie aansprakelijk met zijn gehele vermogen, hetgeen be tekende dat men belang had bij eikaars financiële positie. Vandaar dat bij de meeste meestoof- verenigingen de regel van kracht was dat een aandeel bij overdracht eerst aan de deelgerechtig- den aangeboden moest worden. We vinden dit voorkeursrecht ook bij "IN DE VLUGT", zij het dat het aandeel niet persé aan de voltallige vergadering gepresenteerd hoefde te worden, maar ook tussentijds aan één der aandeelhouders zonder toestemming der anderen verkocht kon worden. Dat blijkt niet zozeer uit de oprichtingsakte, alsweluit de notulen van de eerste vergaderingen, waarin van tot stand gekomen aandeelswisselingen sprake is. Toen er later pro blemen ontstonden met splitsing van aandelen en overdracht daarvan, werd er op verzoek van A. Vaar bij notaris Prumers te Ellewoutsdijk een definitief contract opgemaakt met tal van boeteclausules. 62

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1982 | | pagina 64