Met dit legaat werd de hervormde gemeente van Wemeldinge van het ene moment op het
andere een rijke gemeenteMaria Coomans had dan wel in de omschrijving van het legaat enkele
beperkende bepalingen opgenomen, maar het is zeer waarschijnlijk dat de kerkmeesters, die
hierover destijds hun houding moesten bepalen, met deze bepalingen niet al te veel moeite ge
had zullen hebben.
De Stelhoeve met de bijbehorende landerijen zou nimmer verkocht mogen worden. Maar in
het licht van de toen geldende omstandigheden was dit nauwelijks als een bezwaar aan te mer
ken.
Dan was er verder de in de aanhef al genoemde bepaling, die een verbod inhield op het plaatsen
van een orgel in de kerk, althans: voor rekening van de kerk.
Zou met de bewuste bepalingen de hand worden gelicht, dan kwam het hele legaat te vervallen
aan "den Aalmoesseniers of Grooten Armen te Wemeldinge".
Zelfs had Maria Coomans er in voorzien dat het vrij eenvoudig kon zijn om toch een keer het
bewuste orgel in de kerk te krijgen. Men zou namelijk het legaat kunnen overdragen aan de
grote armen, die dan op hun beurt een orgel aan de kerk konden schenken. Nee, bepaalde de
ambachtsvrouwe. in dat geval zal het legaat vervallen aan mijn wettige erfgenamen of hun
rechtsopvolgers, dus dan geen legaat voor de kerk en ook niet voor de grote armen.
Of het zo geweest is, dat er toch een discussie over gevoerd is, of men onder invloed van de
gemaakte beperkende bepalingen het legaat moest accepteren, is niet bekend. Feit is dat het
legaat aanvaard werd en dat men zich in Wemeldige gedurende een lange reeks van jaren nauwe
lijks iets heeft aangetrokken van de bepalingen, die op het twee en dertigste legaat van toepas
sing waren.
Dat het legaat zou toevallen aan de rechtsopvolgers van de wettige erfgenamen, als aan de be
palingen niet strikt de hand werd gehouden, was bij een aantal mensen echter wel degelijk be
kend gebleven. Dit blijkt uit correspondentie van omstreeks 1925, die gevoerd werd tussen
mensen die meenden aanspraken te kunnen laten gelden. Overigens is het duidelijk dat ze wel
de klok hadden horen luiden, maar niet wisten waar de klepel hing! Meer als curiositeit citeren
we hier een gedeelte uit deze briefwisseling: "Zoo zeide Grootvader nog tegen oome Piet en
Tante Tanne toen hij naar Amerika ging kinderen ik ben oud geworden en ik heb in mijn jonge
tijd veel geld ver-advocaat want ik wist dat het geld van Tante Leuntje Joosse mij toekwam.
Maar door valsche handen kon ik het niet bekomen maar dat weet ik kinderen, denk om je
centjes. Ik zal dat misschien niet beleven maar dat zeg ik jullie en dat weet ik vast zoo staat in
't testament, mocht er op Wemeldinge een orgel in de kerk worden geplaatst dan is het vrucht
gebruik vervallen. Dan komen de centen wat toen voor de kerk is vastgezet voor de familie
want dat staat uitdrukkelijk in 't testament. Dus denk daarom hoor, dat zijn de woorden van
Grootvader gezegd aan oome Piet en Tante Tanne, zoo heeft Tante Tanne het mij gezegd. En
nu nog wat van dezelfde hofstede van Wemeldinge. Tante Tanne zeide mij verleden winter
hebben zij van de gemeente Wemeldinge in de gemeente geld opgehaald voor een orgel en
toen hebben zij volgens zeggen van Tante Tanne een orgel geplaatst in de kerk. Nu zeide Tante
ook verleden winter hebben zij rond de hofstede al de boomen gerooid. Dat mochten zij niet
doen zei Tante, maar Neef nu gaat mij een licht op, verleden winter een orgel geplaatst, toen
heeft de gemeente naar mijn inziens gedacht, de familie Joosse weet dat toch niet meer, maar
mochten zij het te weten komen dan heeft de gemeente toch vast geld binnen van de boomen,
dat is mijn gedachte Neef' (16).
46