Het andere exemplaar heeft langs de bovenrand een reeks zwak gestyleerde kopjes. De boven rand is bovendien met groene glazuur overtrokken. Dergelijke voorwerpen waren in de vaak tochtige en koude huizen niet onbelangrijk. In de kom werd een smeulend vuurtje aangelegd. Op de punten kon dan een schaal of bord met voedsel worden warm gehouden. Ook kon men bij het schrijven af en toe de vingers weer wat verwarmen. Beerput A Op het tijdstip van het schrijven van dit artikel, voorjaar 1982, was de beschrijving van deze put geheel afgerond. Onder 232 nummers zijn de voorwerpen op papier vastgelegd, al dan niet gecompleteerd met tekening of foto. Een bijzondere groep, duidend op de welvaart van de be woners, vormen de glasrestanten. Er werden 85 fragmenten of delen van drinkglazen, zoals noppenglaasjes of berkemeijers, wijnroemers, wijnkelken, bokalen en flessen aangetroffen. De vondsten lopen vanaf de 2e helft van de 16e eeuw tot rond 1800. Vooral de periode rond 1600 en de daarop volgende 40 jaar was in de vorm van wijnglaasjes goed vertegenwoordigd. Van het Duitse importaardewerk bestaande uit circa 15 diverse kannen of kruiken willen wij er enkele wat nader bekijken. Allereerst een forse bruine baardmankruik. Op de buik drie medaillons met de afbeelding van de evangelist St. Lucas. Op twee andere medaillons een fami liewapen met het rondschrift: "Baldem Mennekken van der Rorren". Het betreft hier een kan van de hand van de bekende pottenbakker Balden Menneken uit Raeren.Deze kan moet tussen 1577 en 1590 zijn vervaardigd. Op een tweede, veel kleinere kruik is een medaillon aange bracht met een fraaie afbeelding van Adam en Eva onder de appelboom. Niet onvermeld mag blijven een deel van een wand van een bierkan, een zgn. "Humpen" uit Westerwald. Deze kan dateert uit het begin van de 17e eeuw. De groep majolica gebruiksgoed is in verhouding tot bijvoorbeeld het glas wat geringer van om vang. Overigens maken de uitgebreide vondsten van dit materiaal uit beerput B één en ander weer goed. Er kwamen 4 kleine apothekerspotjes tevoorschijn met eenvoudige lijnversieringen; 2 kommetjes, waarvan één met het bekende dambordpatroon; 4 bordjes, 2 schotels en een zoutschaaltje met op witte ondergrond blauwe beschildering. Deze majolica voorwerpen zijn te dateren tussen eind 16e en midden 17e eeuw. Fragmenten, bijna gave en gedeeltelijke voorwerpen van roodbakkend aardewerk vormen de grootste groep. Vrijwel alle vormen van driepoten en grapen tussen 1560 en circa 1750 zijn goed vertegenwoordigd. Twee steelpannen uit het begin van de 17e eeuw, een reeks kamerpot ten, enkele grote schalen en vervolgens een grote hoeveelheid kleine bakjes, kommetjes en test jes en tenslotte twee kleine steelpannetjes op drie pootjes. Van het in de 17e eeuw in zwang zijnde wit Delfts aardewerk werden fragmenten en delen aangetroffen van zeker 10 waaierschotels. De leervondsten bestaan uit zooltjes van muilen en schoenen en wat stukjes bovenleer, in totaal 18 stuks. Ze dateren uit eind 16e tot midden 17e eeuw. Beerput C Waren we reeds gelukkig met de fraaie glasvondsten uit put A, deze beerput bracht nog veel meer aan het licht. De collectie glasfragmenten bevat maar liefst 215 nummers. Aan de hand van de drinkglaasjes is de gehele ontwikkeling vanaf de Berkemeijers tot en met de fraaie wijnroemers uit de tweede helft van de 17e eeuw goed te volgen. Een groot aantal bodems en wandfragmenten van drinkglazen met reliëfversiering uit de eerste helft van de 17e eeuw vult dit beeld goed aan. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1982 | | pagina 23