SCHOOLSTRIJD IN GOES door A.J. Barth Sedert 1806, het jaar waarin de schoolwet van Van den Ende werd ingevoerd, was het mogelijk om naast openbare ook bijzondere scholen te stichten. Die stichting van bijzondere scholen was onderworpen aan de toestemming van het plaatselijk bestuur, en omdat de openbare scho len opleidden tot "alle christelijke en maatschappelijke deugden" was het geen sinecure om tot de stichting van een bijzondere school op levensbeschouwelijke basis te geraken. Het aantal openbare scholen overtrof dan ook verre het aantal bijzondere op die basis. De Grondwetswijziging van 1848 bracht volkomen vrijheid van onderwijs. Maar deze vrijheid moest nog vertaald worden in een organieke wet, toen in de jaren 50 van de vorige eeuw de schoolstrijd losbarstte. Het onderwijs op de openbare scholen was hoe langer hoe neutraler ge worden. Het facultatieve Bijbelonderricht was vrijwel overal verdwenen om geen aanstoot te geven of ergernis te verwekken. Deze ontwikkeling was in een periode van zich verdiepend godsdienstig leven sedert 1834 waren als gevolg daarvan de Chr. Afgescheiden Gemeenten als paddestoelen uit de grond gerezen voor velen onaanvaardbaar. Zij wensten, zoals Groen van Prinsterer, staatssubsidie voor bijzondere scholen of staatssectescholen, voor protestanten en katholieken. Eerst in 1857, bijna 10 jaar na de grondwetswijziging kwam de schoolwet er. Toestemming voor de stichting van een bijzondere school was niet langer een vereiste. Subsidiëring van het bijzonder onderwijs kwam niet in de wet voor. Deze mogelijkheid werd, zij het onder strenge voorwaarden, wel geopend in de onderwijswet van 1878. De strijd om de financiële gelijkstelling tussen openbaar en bijzonder onderwijs duurde voort. In 1913 werd de commissie Bos ingesteld, welke commissie in 1916 advies uit bracht. Bij de grondwetswijziging van 1917 werd artikel 208 van de wet zodanig aangepast, dat de financiële gelijkstelling er definitief kwam. In de Lager-onderwijswet 1920 werd het be wuste grondwetsartikel nader uitgewerkt. In de jaren 1850-1854 werd er ook in Goes gestreden om de stichting van een bijzondere school. Nog voor de inwerkingtreding van de schoolwet van 1857, zodat voor de stichting de toestemming van burgemeester en wethouders was vereist. En voor onderwijszaken schakelde dat college steeds de plaatselijke schoolcommissie in. Op 6 juni 1843 verscheen de Zierikzeese onderwijzer J.M. Mulder in de vergadering van de Kerkeraad van de Christelijke Afgescheiden Gemeente te Goes. Uitgebreid wisselde men van gedachten over de stichting van een bijzondere school en men haalde het voorbeeld van de provincie Drente aan, alwaar reeds vijf bijzondere scholen, ondanks tegenwerking, waren ge sticht. Wij zijn geneigd er aan toe te voegen, dat de stichting van de eerste levensbeschouwelijke bij zondere school in Goes, nl. die van de Israëlitische gemeente, waarvoor in mei 1843 door het college van burgemeester en wethouders toestemming werd verleend, ook een rol zal hebben gespeeld in de beraadslagingen. 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 29