DE NEHALENl\lIA-TEMPEL TE COLIJNSPLAAT Nieuwe feiten over zijn vroegere ligging en ondergang door J. van den Berg en W. Hendrikse Reeds vanaf de eerste publikaties over de Nehalennia-tempel te Colijnsplaat blijkt,dat er tussen de auteurs een verschil van mening bestaat over de plaats waar de tempel in de Romeinse tijd gelegen was. Op de zuidelijke oever van de toenmalige Schelde1op de noordelijke oever van de toenmalige Schelde, ter plaatse aangeduid als "Het Faal"2, vermoedelijk op de zuidelijke oever van de Schelde3, op de noordelijke oever van de Schelde4, op de zuidelijke oever en gelegen op een pre-Romeinse rivierafzetting5 of op het voormalige eiland Orisant6. Tijdens een onderzoek naar een inheems-Romeinse bewoning uit de eerste helft van de 1ste eeuw (Noordhoeksnol, een buitendijks terrein aan de Oosterschelde) constateerden wij, dat deze gelegen was op het Hollandveen, in een toenmalig bosrijke omgeving en aan een kreekje. Hemelsbreed ligt deze bewoning ongeveer 1200 meter zuidwestelijk van de Nehalennia-locatie (afb. 1). Filosoferend over de relatie in ruimte en tijd tussen de Noordhoeksnol-bewoning en de Nehalennia-tempel kregen wij in de eerste plaats de behoefte om meer duidelijkheid te schep pen in de kwestie van de vroegere ligging van de tempel. De gevolgde methode was even een voudig als doeltreffend. We namen hiervoor de kaart van Noord-Beveland in 1620 vervaardigd door S. T. en Jan Sijmonssen van der Velde.7 Op deze kaart die "ondersteboven" getekend is, het noorden wijst naar beneden komen zoveel controleerbare afstanden voor in de vorm van wegen, dijken etc. zoals die heden ten dage nog bestaan, dat een betrouwbaarheidscontrole met een moderne topografische kaart een eenvoudige zaak is. De afwijking van de oude kaart t.o.v. de moderne bleek niet meer dan 9 meter op 1000 meter te bedragen. Door nu deze his torische kaart (afb. 2) op een diapositieve film op precies dezelfde schaal (1 25.000) te ver groten als waarop de moderne topografische kaart en zeekaart (Oosterschelde) met Nehalennia- locatie staat en deze vervolgens in elkaar te projecteren krijgen we een verrassende uitkomst, het blijkt dan namelijk dat in het begin van de 17de eeuw de Nehalennia-tempel nog lag op het schorren/slikkengebied behoren tot het vaste land van Noord-Beveland, ten zuiden van de zui delijke oever van het Faal (afb. 3). Füeruit mogen we vervolgens constateren dat: a. De tempel van Nehalennia niet gelegen heeft aan de toenmalige Schelde maar aan een zijtak hiervan. b. De tempel gelegen was op het Hollandveen. c. De tempel in Gallia Belgica was gelegen, indien men aanneemt dat de Schelde grensrivier was tussen Germania Inferior en Gallia Belgica. d. De tempel feitelijk tweemaal of in ieder geval in twee etappes ten onder gegaan is, de eerste maal in het laatste kwart van de 3de eeuw, waarna hij bedekt is met het kleipakket van de D II transgressie en de tweede maal in de 17de eeuw toen de hoofdstroom van de Oosterschelde zich ging verleggen van de zuidkust van Schouwen-Duiveland naar de noord- o kust van Noord-Beveland. In de loop van de 17de eeuw gingen hierdoor het eiland Orisant verloren en vele polders en aanwassen.9 116

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 118