PEKELZONDEN EN HUN BESTRAFFING
Een stukje geschiedenis van gewone mensen uit een doorsnee stad in de vijftiende eeuw.
door L.J. Abelmann
Als we misschien min of meer per ongeluk een geschiedenisboek in de hand nemen en door
bladeren dan trekt een eindeloze reeks van grote en kleine gebeurtenissen aan ons voorbij.
Grote heren komen en gaan, oorlogen en machtsstrijd tussen vorsten en volkeren wisselen el
kaar af. Allemaal gebeurtenissen die over het hoofd van de gewone man heengingen en zijn
leven en lot bepaalden.
Je vraagt je dan af: hoe leefden de gewone mensen van die tijd? De eenvoudige handwerkman,
de kleine koopman en de herbergier. Ze hadden hun kleine vreugden en de steeds terugkerende
zorg van elke dag. Hoe sprongen ze uit de band en op welke manier werden ze weer in het
gareel teruggebracht? Een kleine greep uit zo maar een aantal vonnissen, uitgesproken door
baljuw en schepenen van Goes, geven ons een levendig beeld van het handelen en denken, de
roddel en de ruzies uit het verleden. Vonnissen geveld in een periode waarin wereldlijke en
kerkelijke overheid hand in hand gingen. Het leven van de vijftiende eeuwse mens was nauw
verweven met zijn godsdienst in al zijn uitingen en nuanceringen. Dit tijdsbeeld ontmoeten
wij heel sterk in de rechtspraak. In practisch elk uitgesproken vonnis speelt de godsdienst een
grote rol.
De herbergier die lelijk op de koffie kwam
Op een zomerdag van 1477 kwam Cornells Bettenszoon, herbergier en vleeshouwer met een
platte kruiwagen voor de ingang van de vleeshal in de Lange Kerkstraat. Hij had in deze vlees
hal voor een jaar een vleesbank gehuurd en kwam nu de malse bouten van een schaap aan de
man brengen. Bij de gebruikelijke rondgang van de "vinders" van het vlees, de voorlopers van
de ambtenaren van de keuringsdienst van waren, bleven deze langer dan gebruikelijk voor zijn
vleesbank staan. Ze keurden en herkeurden het schapenvlees en stelden toen vast, dat het
schaap "schurftig" was. Comelis kreeg een waarschuwing en kon zijn schaap weer opladen en
met de uitspraak "ick en sal se niet vercopen" ging hij terug naar zijn herberg. De dag daarop
kwam de stadsbode de gelagkamer binnen en bracht hem een boodschap van de magistraat.
Eén van de schepenen was overleden en men had het voornemen om na de begrafenis met het
gehele gezelschap, burgemeesters, schepenen en baljuw, bij hem het begrafenismaal te komen
houden. Tijdens deze maaltijd waren er nog een aantal andere gasten in de herberg.
Deze hadden het verhaal van het afgekeurde schaap ook gehoord en zeiden tegen Comelis:
"heer waard, wij en willen niet van 't schurftich schaep eten. Ende indien gij het ons brengt,
wij sullen het 't venster uitwerpen". De waarde stelde hen gerust door te zeggen "zwijgt gij,
gij en hebt daer niet van maer de heren van der stede hebben het". Of de heren van de magi
straat gesmuld hebben van het schapenvlees of niet, dat verhaalt de geschiedenis ons niet. Wel
is het hun doorverteld, dat ze onthaald waren op afgekeurd vlees. De herbergier werd gevangen
gezet en kort daarna kon hij het vonnis komen horen, dat over hem was geveld. In de eerste
plaats werd het hem voor de tijd van een jaar verboden te slachten en vlees te verkopen. Daar
naast moest hij een bedevaart gaan maken naar de kerk van St. Pieter en St. Paulus te Rome.
Hij mocht deze enorme reis afkopen door het betalen van vijfentwintig duizend bakstenen, te
bestemmen voor de uitbreiding van het kerkgebouw. Vervolgens kwam hij toch nog aan reizen
108