moeras weg. Menschen stierven van honger en gebrek entz. Men was moedeloos, men riep hulp van den hemel. De lugt weergalmde van het gekerm, telkens zag men kolonnes afsnijden en die ontvlugte was, zoo men het noemde, gekozakkeerd. Men kwam naakt terug, den hemel was hun dekkleed. Men had geen handen voedsel als 't geen men overal uit den grond trok en 't geen nog maar heel schaars te vinden was. Dit droevige toneel duurde voort tot men de stadt Erfurt genaakte. Hier verzag men zich een weinig van vorraad, hetgeen maar weinig alhier voorhanden was. De opperhoofden, zoo gij begrij pen kunt, verzagen zich eerst en gij arme soldaat, wat hebt gij, waar zult gij u mede ver- verschen. Gaat ongetroost heen, beveeld het uwen oppersten verzorger aan, laat die voor u zorgen; hierna vervolgden wij weder onzen weg, zoo ver tot men hoorde zeggen: "De Beiersche staan ulieden met 84 stukken geschut en eene aanzienlijke magt met versche troup en aftewagten. Het Beierse leger werd in de slag bij Hanau verslagen, hetgeen voornamelijk aan de keizerlijke garde te danken was. Pas toen Van Anbroecke en Vervenne, bij elkaar gebleven in het gewoel, bemerkten dat de Fransen de overwinning zouden behalen trokken ook zij hun sabel en voch ten zich naar Frankfort. In het fort Cassel aan de Rijn wachtten Van Anbroecke en Vervenne hun vrienden op die hun paarden niet meer hadden en te voet op de vlucht waren. Vervenne verkocht daar zijn rijdier om bij zijn vrienden te kunnen blijven en om niet meer te hoeven aantreden voor Napoleon. Te voet ging het groepje Callenfels, Jan en Jacob Hennequin, Tie- lens, Lammens en Vervenne naar Maintz, en vervolgens naar Worms. Na een kort verblijf in dat stadje werden ze opgeroepen zich in Frankenthal te vervoegen, daar ze anders als deserteurs zouden worden beschouwd. Vanuit Frankenthal werden ze naar Grün- stad gezonden. Het "kort verhaal" besluit met de volgende woorden: Hier aangekomen is er van de vier escadres één geformeerd, genaamd l'escadron de guerre (van oorlog). Alhier is de heer Lammers overleden en is de heer Willen Callenfels opgezon den naar het depot uit hoofde van ongesteld. 10 december 1813. Na de overtocht over de Rijn brak in het Franse leger een vlektyfusepidemie uit. In december 1813 stak deze gevreesde ziekte de kop op en maakte vele duizende slachtoffers. Alleen al in de stad Maintz stierven 20.000 Franse soldaten aan deze ziekte, die ook de legerpest genoemd werd. Reisgenoten van Vervenne kregen er ook mee te maken, Callenfels lag lange tijd ziek te Homburg, terwijl een van de Hennequins overleed, evenals Lammens. Vervenne zelf scheen niet door de ziekte gegrepen te zijn. Wanneer hij thuisgekomen is weten we niet, waarschijn lijk is dit in het voorjaar van 1814 geweest. Nawoord Dat David Vervenne ongedeerd is teruggekomen uit Leipzig is niet uit het "kort verhaal" af te leiden, doch wel uit de diverse registers van de burgelijke stand. Zo zien we hem huwen op 17 april 1816 te Dordrecht, op 2 juni 1842 en 25 augustus 1864 te Goes, respectivelijk met Johanna van Asperen, Maria Laurentia de Lepelaer en Francina Jacoba de Maree. Het echt paar Vervenne-Van Asperen heeft vijf kinderen gekregen. Ondanks de ontberingen die Ver venne geleden heeft onder Napoleon wordt hij 77 jaar oud, hij overlijdt 3 november 1867. Zijn leven lang blijft hij winkelier te Goes, ook het beroep van zijn vader Nicolaas Vervenne. Behalve kruidenier is Nicolaas in de Franse tijd lid geweest van de gemeenteraad, zodat hij in 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1979 | | pagina 44