vier uur 's morgens de slag bij Leipzig losbarstte. Deze dag werd er tot tien uur 's avonds ge vochten. Vervenne slaagde erin om samen met Morel de stad binnen te komen, en beklom een toren om het slagveld te overzien. De wederzijdsche legers stonden zoo 't mij voorkwam in het rondeen uur van de stadt en 't maakte meerder dan drie vierde cirkel uit; er bleef geen andere plaas, waar men niet vogt open, dan de weg naar Halle en Maagdenburg. Ten vier uren zagen wij den onderko ning van Zweden met zijn leger afkomen tot hulpe der geallieerden, hetgeen wij door be hulp van goede verrekijkers zeer duidelijk zien konden. Tegen den avond, wanneer het donker begon te worden, zagen wij de omleggende dorpen en steden in den brand staan. De battaille eindigde op het gezegde uur, nu gingen wij ons ter rust begeven. Den 17 wierd er niet gevogten, wij maakten van deeze schoone gelegenheid gebruik om met een gedeelte van ons gezelschap naar het slagtveld te gaan wandelen. Het waren de heeren Calenfels, Wendels, Van den Broeke, Jacob Hennequin en ik. Wij zagen daar ijse- lijke dingen, de doode lagen opeengestapeld. Men was bezig van ze te begraven. Het ge kerm der geblesseerde rees ten hemel; doordien de boeren zoo zeer op de Fransche ver beten waren, wijgerde zij zelfs van ze met hunne wagens of karren mede te nemen. Wij plaasten ons vervolgens tussen de beide legers en bezagen hunne positiën een weinig. Daarna keerden wij terug en hoorden in het heengaan het geluid der trommels, trompet ten en muziek weergalmen, doordien den keijzer der Franschen de revue over zijne trou- pen hield; op een oogenblik veranderde men van positiën en rigte het leger om den vol genden morgen weder aan het kloppen te gaan, hetgeen op den 18 's morgens ten vier uren eenen aanvang nam. De Franse legers leden na een aanvankelijke overwinning een gevoelige nederlaag, zodat op 18 en 19 oktober de keizerlijke soldaten in een chaotische vlucht een veilig heenkomen. In het gedrang kwam d,e Goesenaar Vervenne nabij Napoleon de Corsicaan. Kortom het propte alles op eikanderen, ja zoo zelfs dat den keijzer met zijn gevolg niet door kon. Wij, de heer Calenfels en ik namelijk, stingen tegen het paard van de keijzer aan en bezagen zijne oogen, dewelke verwildert in zijn hoofd stonden. Wij hoorden hem met eene barsche stem zeggen met deze woorden "il faut que toutes les bagages restent", of op Hollandsch gezegd "al de bagages moeten hier blijven", hetgeen door eenen gene raal, die door hem gelast was direct geobserveerd wierd. Men gooyde de wagens en koet zen aan de zijden van de weg en stopten er stroo onder, hetgeen in den brand gestoken wierd, maar voor alleer dit geschiede, zeide men de zieke en geblesseerde aan, hetgeen met deeze woorden wierdt uitgesproken "sauve qu'il peut" of "die lopen kan, loopt heen". Op een van de wagens lag een mijner vrienden, met wie ik vertrokken was, den heer Bosch namelijk die zich niet meer kon boucheren. Hoe het verder met hem afgelopen is, weet ik ulieden niet te beschrijven. Hierna vervolgden wij onzen weg; de groote vlugt geschiede langs den ordinairen grooten weg, den weg naar Fulda, namelijk. Met enkele woorden schetste Vervenne de ellende die het aftrekkende Franse leger ondervond. O, welke gebeurtenis, kortom ijsselijk van het aanschouwen; de paarden vielen dood voor de kanon- en bagasiewagens. Men kon ze niet meer medevoeren, zij zonken in de 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1979 | | pagina 41