In dit verband verwijs ik ook nog even naar Swalue, die schrijft (8): "Ik las boven
de poort of het hek eener hofstede, beoosten het dorp Bieselinge, een opschrift:
Kloosterhof, hetwelk mij herinnerde, dat ik wel eens van een klooster onder Bie
selinge gelezen had."
Met Dekker en Kruisheer (9) ben ik het eens dat het perceel waarop het klooster
heeft gestaan, in 1583 in gebruik was bij Jan Claesz. en in 1618 bij Cornelis
Jansz. Clooster, maar m.i. is dit geen aanwijzing dat in de directe nabijheid van
het klooster nog een andere hofstede stond dan het bovengenoemde Kloosterhof,
dus aan het eind van het Jufferswegje tegenover de Hoofdstraat van Biezelinge.
Ik heb nergens enige aanwijzing voor nog een andere boerderij in de Klooster-
hoek kunnen vinden. Dat we bij de boerderij Kloosterhof met een eeuwenoude
vestigingsplaats te doen hebben is wel duidelijk. De schuur werd in 1877 en het
woonhuis in 1906 geheel vernieuwd, zodat van de oude vorm niets terug te vin
den is. Vermeldenswaard is nog dat op het woonhuis sedert 1840 de torenhaan
van de in dat jaar afgebroken toren van Eversdijk heeft gestaan. Ook in dit ver
band nog even een citaat uit Swalue (10): "Op de hofstede Kloosterhof, staande
op den grond van het voormalig klooster, zult gij thans eenen buitengewoon groo-
ten haan zien prijken, maar denkt daarbij niet aan een symbool van dien vroege-
ren naam. Want het is de haan van den onlangs afgebroken toren van Eversdijk,
dien de tegenwoordige bewoner gekocht en tot sieraad op zijne woning geplaatst
heeft, maar daarbij thans door eene inscriptie dien oorsprong heeft aangeduid".
Het is nog maar weinig jaren geleden dat de haan spoorloos verdwenen is.
Gedurende de laatste anderhalve eeuw werd Kloosterhof steeds bewoond door
een aantal generaties van de landbouwersfamilie de Roo.
Vlak achter de boerderij, op de kadastrale kaart op het perceel 185, lag het schut
tershof van het Sint Jorisgilde, het schuttersgilde van Biezelinge (11). In de over
loper van 1583 wordt hier het Sint Jorisgilde nog als eigenaar vermeld, in de
latere overlopers wordt de naam van het gilde niet meer genoemd. Het perceel ter
grootte van 297 roeden, liggende tegen de dreef naar perceel 223 blijft evenwel
in alle overlopers, tot 1850 toe, het Schuttershof heten.
De begraafplaats op het kloosterterrein
Dr. E.B. Swalue maakt er reeds melding van dat de nonnen op het kloosterterrein
hun eigen begraafplaats hadden. Hij schrijft hierover (12): "Al de inscriptien in
de Bieselingsche kerk (13) klimmen niet hooger op, dan de 16e eeuw en men
vindt er geene bewijzen, dat daarin nonnen zijn begraven, welke in haar klooster
hare eigene kerk en cappellerij en begraafplaats gehad hebben. Op den grond van
't klooster vond ik hiervan geene kenmerken in grafzerken, hoewel er wel grote
stukken zerk in gevonden worden, maar die zonder sieraden of inscriptien zijn".
Omstreeks 1915 stootte men bij het ploegen op het kloosterterrein op een zware
steen. Toen men deze steen had uitgegraven bleek dit een volledig gave grafsteen
te zijn. Het opschrift op de steen luidt: "Hier leyt begraven Jop Janssen Hoema
ker die sterf inden jare XVc LIXtich de XXI augusti". (21 augustus 1559).
Bijlo vermeld (14), enigszins onnauwkeurig, als sterfjaar 1554. De hierop aanslui
tende opmerking van Dekker en Kruisheer (15), dat het jaartal niet korrekt is ge
lezen, is dus inderdaad geheel terecht.
42