Tenslotte was hij onder 's-Heer Arendskerke betrokken geweest bij een diefstal
van 33 el laken. Dit laken werd aan de waardin van een herberg in de Groe ver
kocht voor 7 oortjes het el.
Het was voor de baljuw een hele klus om al deze feiten en misdaden na te trek
ken. Omdat de beide verdachten niet erg vlot wilden meewerken werden zij op
donderdag 7 juni 1571 voor het gerecht gebracht en vroeg de baljuw toestemming
om ze op de pijnbank te brengen. Dit werd toegestaan. Twee dagen later werden
zij met behulp van enkele brandende kaarsen verhoord.
Naar aanleiding van enkele nieuwe feiten duurde het dan nog tot 15 juni. Op die
dag kon de baljuw zijn verdachten opnieuw voor het gerecht brengen. Hij eiste
voor beiden de doodstraf. Ze zouden voor het stadhuis op een rad worden gesteld
en daarna zouden hun de armen en benen worden gebroken. Geradbraakt dus.
Hierna zouden ze naar het schor aan de Oosterschelde worden gebracht om daar
opnieuw op een rad te worden gesteld en aan een zekere dood te worden overge
laten.
De vierschaar volgde deze eis niet helemaal op. Zij veroordeelden Dierick en
Heyndrick tot levend verbranden. Ze zouden voor het stadhuis aan een staak
worden gebonden. Alleen Heyndrick zou van te voren gedeeltelijk worden ge
wurgd. Hierna zouden zij worden verbrand. Tot slot werden hun lichamen naar
het schor gebracht om daar aan een staak te worden gehangen. Boven hun hoof
den zouden een "galge, eenen kelck, een tack van een boom ende eenen clippel"
aangebracht worden. Een en ander als symbolen van kerkroof, bosroof en kneve
larij.
Dit vonnis werd op maandag 18 juni 1571 voltrokken, "andere ten exempel" zo
als in het vonnis werd neergeschreven.
Bronnen:
Rechterlijk archief Goes: Inv.Lasonder 1572 fol.324r. - 326v.
Rekeningen Fruin Inv. no. 560 fol.22v.-23r., 49v., 55v.-58r.
X. De Kruimeldief
Speelde de vorige geschiedenis zich in 1571 af, een kleine twintig jaar eerder,
1552 werd de volgende zaak behandeld.
Het waren feitelijk kwajongensstreken die Bastiaen Janszoon, alias Pierken achter
de tralies brachten. Wat had hij gedaan
Hij was in Nisse op herbergbezoek geweest en had daar tegen de wil van de waar
din zelf bier getapt. Daarna had hij in Heinkenszand achter een open raam een
hoeveelheid appels zien liggen. De verleiding werd hem te machtig en hij klom
naar binnen om vervolgens met een portie appels zijn weg te vervolgen. Voor de
ze - naar onze maatstaven simpele feiten - werd hij dus vlak na Pasen 1552 in de
kraag gepakt. De jongeman, Bastiaen was volgens zijn zeggen 19 of 20 jaar oud
en geboren te Leuven, werd voor het gerecht gebracht. Daar kreeg de baljuw de
opdracht hem op de pijnbank te brengen om te zien of hij nog meer op zijn ge-
20